Een andere belangrijke factor, die geen invloed heeft op de
valrichting, maar wel belangrijk is voor uw persoonlijke
veiligheid, is dat u moet controleren of de boom geen
beschadigde of "dode" takken heeft die af kunnen breken en
u kunnen verwonden.
WAARSCHUWING! Op kritieke velmomenten
!
moeten de gehoorbeschermers direct na het
voltooien van de motorzaagwerkzaamheden
opgeklapt worden, zodat u geluiden en
waarschuwingssignalen kunt opmerken.
Onderste gedeelte van de stam snoeien en
vluchtweg
Snoei de takken van het onderste gedeelte van stam af die in
de weg zitten. Men kan het best van onder naar boven werken
en de stam moet zich altijd tussen u en de motorkettingzaag
bevinden. Snoei nog hoger dan schouderhoogte.
Verwijder de vegetatie rond de boom en controleer of er
eventuele hindernissen (stenen, takken, kuilen enz.) zijn
zodat u gemakkelijk weg kunt komen wanneer de boom
begint te vallen. De vluchtweg moet in een hoek van circa
135° (schuin achterwaarts) tegenover de geplande valrichting
liggen.
Vellen
Het vellen gebeurt met drie zaagsneden. Eerst maakt men
een inkeping die bestaat uit een bovenste inkeping en een
onderste inkeping, en daarna wordt het vellen beëindigd met
een zaagsnede. Door de inkepingen en de motorzaagsnede
op de juiste plaats aan te brengen, kan men de valrichting erg
nauwkeurig sturen.
Inkeping
Bij het aanbrengen van de inkeping begint men met de
bovenste inkeping. Sta aan de rechterkant van de boom en
zaag met trekkende ketting.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Breng daarna de onderste inkeping aan zodat die eindigt
waar de bovenste inkeping eindigt.
De inkepingsdiepte moet 1/4 van de stamdiameter bedragen
en de hoek tussen de bovenste en de onderste inkeping ten
minste 45°.
De beide inkepingen ontmoeten elkaar op de inkepinglijn. De
inkepinglijn moet volkomen horizontaal liggen en tegelijkertijd
een rechte hoek (90°) vormen met de gekozen valrichting.
Zaagsnede
De motorzaagsnede wordt aangebracht vanaf de andere kant
van de boom en moet volkomen horizontaal liggen. Sta links
van de boom en zaag met trekkende ketting.
Breng de motorzaagsnede ca. 3-5 cm (1,5-2") boven de
horizontale lijn van de inkeping aan.
Steek de schorssteun (indien deze gemonteerd is) achter het
scharnierstuk. Zaag met vol gas en duw de ketting/het
zaagblad langzaam in de boom. Let op of de boom niet in een
richting beweegt die tegenovergesteld is aan de gekozen
valrichting. Breng zodra de snijdiepte dit toelaat, een velwig
of een breekijzer aan in de motorzaagsnede.
de motorzaagsnede moet parallel met de inkepinglijn
beëindigd worden zodat de afstand tussen beiden tenminste
1/10 van de stamdiameter bedraagt. Het niet doorgezaagde
gedeelte wordt scharnierstuk genoemd.
– 23
Dutch