Inbouw
Massieve wanden > Natte montage
5.4 Massieve wanden
5.4.1 Natte montage
Afb. 8: Montage in een massieve wand
1
Mortel
Ⓐ Inbouwzijde
Ⓑ Bedieningszijde
Personeel:
Vaklieden
Materialen:
Ä „Mortel voor de natte montage" op pagina 16
Mortel
Vereisten
Brandwerendheidsklasse tot EI 120 S
Massieve wanden (of "zware" brandwand), bv. van beton, cellenbeton, metselwerk of massieve gipsplaten vol-
gens EN 12859 (zonder holle ruimten), soortelijke massa ≥ 350 kg/m³ en W ≥ 100 mm
Afstand van de brandklep tot dragende bouwdelen ≥ 40 mm
Afstand tussen twee brandkleppen ≥ 40 mm
Inbouwopening door een boorgat of een sparing aan te houden, ØDN + maximaal 150 mm. Bij de montage
1.
van twee kleppen in een gemeenschappelijke sparing is het mortelbed tot maximaal 150 mm tussen de brand-
kleppen begrenst.
2.
Brandklep in de uitsparing schuiven en vastzetten. Hierbij rekening houden dat de afstand van de aansluittuit
van de bedieningszijde tot aan de wand 220 mm bedraagt. Bij wanddikten > 115 mm de brandklep van een
verlengstuk of een spiralokanaal aan de montagezijde voorzien.
3.
De omlopende uitsparing »s« volledig met mortel opvullen. De mortelbeddikte mag niet minder dan 100 mm
bedragen.
Wordt bij het opmetselen van de wand de klep direct mee ingebouwd, dan kan de omlopende uitsparing »s« ver-
geten worden. De holle ruimte tussen de brandklep en de wand moet met mortel geheel opgevuld worden. Luch-
tinsluitingen moeten vermeden worden. Het mortelbed moet over de gehele wanddikte opgevuld worden.
18
Brandklep Serie FKRS-EU