Inschakelen
De grootlichtassistentie wordt geacti‐
veerd door tweemaal op de keuze‐
hendel te drukken bij een snelheid
boven 40 km/u.
De groene controlelamp l brandt
continu wanneer de assistentie actief
is; de blauwe lamp 7 brandt bij inge‐
schakeld grootlicht.
Controlelamp l 3 94.
Uitschakelen
Druk eenmaal op de keuzehendel. De
functie wordt ook gedeactiveerd,
wanneer u de mistlampen voor
inschakelt.
Wanneer een lichtsignaal wordt
gegeven als het grootlicht aanstaat,
wordt de grootlichtassistentie
gedeactiveerd.
Als het lichtsignaal wordt geactiveerd
als het grootlicht uitstaat, blijft de
grootlichtassistentie geactiveerd.
Grootlichtassistentie is altijd actief
nadat het contact ingeschakeld is.
Intelligent verlichtingssysteem
met automatische
grootlichtactivering
Het intelligente verlichtingssysteem
gebruikt de eigenschappen van bi-
xenonkoplampen om het lichtbereik
van het dimlicht tot 400 meter te
vergroten en activeert daarbij auto‐
matisch het grootlicht zonder tegen‐
liggers of voorliggers te verblinden of
te hinderen.
Het grootlicht wordt gedeactiveerd en
het dimlichtbereik wordt verminderd
tot niet-verblindend wanneer de
volgende beperkingen door de front‐
camera in de voorruit worden waar‐
genomen:
Verlichting
● Een voorligger wordt herkend.
● Een tegenligger wordt herkend.
● Er wordt de stad binnengereden.
● Het mistig is of sneeuwt.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het grootlicht weer in.
Als het systeem actief is, bewaakt de
frontcamera de zone vóór de auto en
zorgt deze voor een optimale lichtver‐
deling voor maximaal zicht van de
bestuurder onder bijna alle omstan‐
digheden.
Het intelligente verlichtingssysteem
met automatische grootlichtactivering
verkleint daarom het verschil tussen
conventioneel dim- en grootlicht
zonder nadelige gevolgen voor licht‐
spreiding, -bereik en -intensiteit.
119