Stalling
1.
Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de
cilinderkopribben en het ventilatorhuis.
Verwijder tevens maaisel, vuil en smeer van de
buitenkant van het volledige apparaat, met name
de motor, de beplating en het bovenste gedeelte
van de maaieenheid.
Belangrijk: De machine met een zacht
wasmiddel en water wassen. De
machine niet onder hoge druk
schoonmaken. Gebruik niet te veel
water in de buurt van het
bedieningspaneel, de verlichting, de
motor en de accu.
2.
De onderkant van de maaikast wassen; zie
Onderkant van de maaikast wassen, blz. 21.
3.
Controleer de toestand van het maaimes/de
maaimessen; zie Maaimes, blz. 18.
4.
Controleer de toestand van de mesdrijfriem.
5.
Maaidek doorsmeren; zie Smeren, blz. 19.
6.
Alle bouten, schroeven en moeren controleren en
indien nodig aandraaien. Beschadigde delen
repareren of vervangen.
7.
Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij uw erkende
Service Dealer.
8.
Machine in een schone, droge garage of
opslagruimte opslaan. Sleutel uit contact-
schakelaar nemen en onthouden waar u deze
bewaart. Machine afdekken om hem te
beschermen en schoon te houden.
Onderhoud
23