STARTVERGRENDELING
Dit systeem voorkomt dat de motor kan
worden gestart door iemand die niet be-
schikt over de startcode-contactsleutel.
De auto wordt na het stoppen van de motor
automatisch beveiligd.
Het kan gevaarlijk zijn om
werkzaamheden uit te voeren
aan het systeem van de start-
vergrendeling (rekeneenheid,
bedrading enz.). Dit mag alleen door
deskundig personeel van de merkdealer
worden gedaan.
De werking van het systeem
Bij het starten van de motor gaat het con-
trolelampje 1 enkele seconden continu
branden en dooft daarna (raadpleeg de pa-
ragraaf "Starten, stoppen van de motor" in
hoofdstuk 2).
Als het signaal niet geaccepteerd wordt,
gaat het controlelampje snel knipperen en
kunt u de auto niet starten.
Indicatie van de beveiliging
Na het stilzetten van de motor, knippert het
controlelampje 1 en is de auto beveiligd.
Waarschuwingslampje storing
Als het lampje na een startpoging blijft knip-
peren of permanent blijft branden, wijst dit
op een storing in het systeem.
Gebruik in dat geval de tweede sleutel (ge-
leverd bij de auto). Raadpleeg als het pro-
bleem aanhoudt uw merkdealer. Hij is de
enige die aan de startvergrendeling mag
werken.
1
Wanneer de startvergrendeling inge-
schakeld is, kan de handrem niet vrij
worden gezet.
1.15