8 Regeling
Bij de start van de functie wordt de actuele tijd van de
start opgeslagen. De dagwisseling gebeurt telkens exact
op dit tijdstip.
Na net uit/aan start de afwerklaagdroging als volgt:
Laatste dag voor net uit
1 - 15
16
17 - 23
24 - 28
29
Tabel 8.2 Verloop van de afwerklaagdroging na net uit/aan
Als u de afwerklaagdroging niet met de vastgelegde
temperaturen en/of tijden wilt realiseren, kunt u door
middel van een regeling met vaste waarde (zie volgende
sectie) variabel gewenste aanvoertemperaturen vastleg-
gen. Let daarbij op de geldige compressorhysterese (via
vrDIALOG instelbaar, zie hfdst. 8.10).
Legionellabeveiliging
De functie "Legionellabeveiliging" dient om kiemen in de
boiler en in de buisleidingen te doden.
Een keer per week wordt de warmwaterboiler naar een
temperatuur van ca. 70 °C gebracht.
De installateur activeert in het codeniveau de functie
"Legionellabeveiliging" en kan daar een starttijd en een
startdag (dag van de week) instellen, waarop de opwar-
ming moet plaatsvinden (zie tabel 8.4, menu C9).
Parameterinstelling/-alarmering/-diagnose op
afstand
Het is mogelijk via vrDIALOG 810/2 of
vrnetDIALOG 840/2 resp. 860/2 per onderhoud op af-
stand een diagnose of instelling van de warmtepomp uit
te voeren. Meer informatie hierover vindt u in de betref-
fende handleidingen.
8.3.3 Extra functies via vrDIALOG:
vrDIALOG 810/2 (eBus) stelt u in staat via de computer-
ondersteunde grafische visualisatie en configuratie
CV-toestellen en regelsystemen te optimaliseren en zo
een mogelijke energiebesparing te realiseren. Hierdoor
kunt u op ieder moment een optisch beeld krijgen van
de processen binnen uw regelsysteem en deze beïnvloe-
den. Met deze programma's is het mogelijk verschillende
systeemgegevens op te nemen en grafisch te bewerken,
toestelconfiguraties te laden, online te wijzigen en op te
slaan en informatie in rapportvorm op te slaan.
Via vrDIALOG 810/2 kunt u alle instellingen van de
warmtepomp alsmede verdere instellingen voor optima-
lisatie uitvoeren. Zie hoofdstuk 8.10.
Snel test
Deze bedrijfsfunctie vereenvoudigt de diagnose van de
warmtepomp-functies, doordat bij hydraulisch schema 1
of 3 de energiebalansregeling met de factor 60 wordt
versneld. Deze dient als testfunctie.
Zie hoofdstuk 8.10.
46
Start na net aan
1
16
17
24
29
Regeling met vaste waarde
Door deze functie kunt u onafhankelijk van de weersaf-
hankelijke regeling een vaste aanvoertemperatuur via
vrDIALOG instellen. Zie hoofdstuk 8.10.
8.4
Thermostaatbeschrijving
8.4.1
Mogelijke systeemcircuits
De thermostaat kan de volgende systeemcircuits rege-
len:
– een CV-circuit
– een indirect verwarmde warmwaterboiler
– een warmwater-circulatiepomp
– een buffercircuit
Voor uitbreiding van het systeem kunt u met behulp van
een buffercircuit maximaal zes extra mengcircuitmodu-
les VR 60 (toebehoren) met elk twee mengcircuits aan-
sluiten.
De mengcircuits worden geprogrammeerd via de ther-
mostaat op de bedieningsconsole van de warmtepomp.
Voor een comfortabelere bediening kunt u voor de eer-
ste acht CV-circuits de afstandsbedieningen VR 90 aan-
sluiten (zie hfdst. 4.13).
8.4.2 Energiebalansregeling
De energiebalansregeling geldt alleen voor hydraulische
systemen zonder bufferboiler (b.v. hydraulisch schema 1
en 3).
Voor een rendabele en storingsvrije werking van een
warmtepomp is het belangrijk de start van de compres-
sor te reglementeren. De aanloop van de compressor is
het moment waarop de hoogste belastingen optreden.
Met behulp van de energiebalansregeling is het mogelijk
om de starts van de warmtepomp te minimaliseren zon-
der dat het comfort van een aangenaam kamerklimaat
wordt verminderd.
Net als bij andere weersafhankelijke thermostaten be-
paalt de thermostaat via de registratie van de buiten-
temperatuur door middel van een stooklijn een gewens-
te aanvoertemperatuur. De energiebalansberekening
geschiedt op grond van deze gewenste aanvoertempe-
ratuur en de actuele aanvoertemperatuur, waarvan het
verschil per minuut wordt gemeten en opgeteld:
1 graadminuut [°min] = 1 K temperatuurverschil in het
verloop van 1 minuut
Bij een bepaald warmtetekort (in de thermostaat vrij in-
stelbaar, zie menu C4) start de warmtepomp en schakelt
pas weer uit als de toegevoerde warmtehoeveelheid ge-
lijk is aan het warmtetekort.
Hoe groter de ingestelde negatieve getallenwaarde is,
des te langer zijn de intervallen waarin de compressor
loopt of stilstaat.
Installatiehandleiding geoTHERM VWS/VWW 0020045193_02