Probleem
1. Lamp gaat niet aan als de schakelaar
(S1) in positie 1 gedraaid wordt.
2. Algemeen waarschuwingslampje (H1)
gaat niet aan als de schakelaar (S1) in
positie 2 gedraaid wordt.
3. De motor start niet als de startknop
(S1) in positie 1 gedraaid wordt.
4. De startmotor doet de krukas draaien
als schakelaar (S1) in stand 3 wordt
gezet, maar de motor start niet.
5. De dieselmotor draait, maar slaat
meteen af wanneer de schakelaar (S1)
wordt losgelaten.
Mogelijke oorzaken
a. Lege of defecte batterij.
b. Losse kabel(s) of verroeste contacten.
c. Losse verbinding of beschadigde bedrading.
d. Startschakelaar (S1) defect.
e. Zekering (F1) defect.
a. Lampje (H2) is gesprongen.
b. Dynamo (A)/regelaar defect.
a. Laag batterijvermogen.
b. Zekering knop (F1) niet ingedrukt.
c. Losse of beschadigde elektrische bedrading.
d. Brandstoftank is leeg.
e. Startschakelaar (S1) defect.
f. Startmotor defect.
a. Startschakelaar (S1) defect.
b. Brandstof solenoïde (Y1) defect.
c. Laag batterijvermogen.
a. Startschakelaar (S1) te snel losgelaten.
b. Onvoldoende motoroliedruk.
c. Brandstoftank bevat te weinig brandstof.
Oplossingen
a. Controleer het elektrolyt peil en laad de batterij op. Als er
geen cel is kortgesloten en de batterij niet is ontladen,
zoek dan de oorzaak op en verhelp deze.
b. Controleer en verbeter wanneer nodig.
c. Controleer de bedrading en alle verbindingen; verbeter
wanneer nodig.
d. Met (S1) in de stand "I", controleer de spanning tussen de
aarde en de aansluitingen van (S1). Op alle aansluitingen
moet een spanning worden gemeten; vervang (S1) als dit
niet het geval is.
e. Vervang de zekering.
a. Vervang de lamp.
b. Verwijder de draad van de dynamo aansluiting D+ en
verbind deze met aansluiting D–. Als (H1) gat branden,
vervang dan de dynamo; indien dit niet gebeurt, test (S1);
zie oplossing 1d.
a. Zie oplossing 1a.
b. Druk op de zekering knop.
c. Repareer de elektrische bedrading.
c. Brandstof vullen en ontluchten.
e. Repareer (S1).
f. Repareer de startmotor.
a. Zie oplossing 1d.
b. Controleer de solenoïde en de klep, repareer of vervang
wanneer nodig.
c. Zie 1a.
a. Laat de knop los nadat de motoroliedruk is opgebouwd tot
boven de minimaal toegestane waarde.
b. Stop meteen, raadpleeg de handleiding van de motor.
c. Vul de brandstoftank.
- 59 -