Instellingen
Opname-instellingn — Opname-instellingen 1
De standaardinstellingen worden aangegeven met
AF-verlicht.
De AF-verlichting levert vullicht om gemakkelijker te kunnen scherpstellen op een onderwerp
in een donkere omgeving.
De AF-verlichting werpt rood licht uit zodat de camera gemakkelijk kan scherpstellen zodra
de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden totdat de scherpstelling is
vergrendeld. Op dat moment wordt de
Autom.
Uit
• Als de AF-verlichting het onderwerp niet voldoende raakt of als het onderwerp onvoldoende contrast
heeft, kan niet worden scherpgesteld.
(Aanbevolen afstand:
DSC-T200: maximaal ongeveer 2,5 m (zoom: W), en maximaal ongeveer 2,0 m (zoom: T)
DSC-T70/T75: maximaal ongeveer 2,7 m (zoom: W), en maximaal ongeveer 2,5 m (zoom: T))
• De camera kan scherpstellen zolang het licht van de AF-verlichting het onderwerp bereikt, ongeacht of
het licht het midden van het onderwerp al of niet kan bereiken.
• U kunt de AF-verlichting niet gebruiken wanneer:
– Wanneer de scherpstelling-voorkeuze is ingesteld (pagina 33).
– Wanneer
(Lach-sluiter),
scènekeuzefunctie.
– Wanneer de gezichtsherkenningsfunctie is ingeschakeld.
– Wanneer [Behuizing] op [Aan] staat.
• Als u de AF-verlichting gebruikt, is het normale AF-bereikzoekerframe uitgeschakeld en wordt met een
stippellijn een nieuw AF-bereikzoekerframe afgebeeld. De automatische scherpstelling werkt met
voorrang op onderwerpen die zich dichtbij het midden van het frame bevinden.
• De AF-verlichting zendt zeer helder licht uit. Ondanks dat er geen enkel gevaar bestaat, adviseren wij u
niet rechtstreeks van dichtbij in het lichtvenster van de AF-verlichting te kijken.
indicator afgebeeld.
Hiermee wordt de AF-verlichting gebruikt.
Hiermee wordt de AF-verlichting niet gebruikt.
(Schemer),
(Landschap) of
Voor informatie over de bediening
.
(Vuurwerk) is geselecteerd als de
1 pagina 73
83