De juiste temperatuur
Temperatuur instellen
Raak de sensortoets aan om de
temperatuur in te stellen.
De eerder ingestelde temperatuur ver-
schijnt.
Stel de temperatuur in met behulp
van de sensortoetsen en . Als u
de sensortoetsen ingedrukt houdt,
verandert de temperatuur continu.
Bevestig de instelling van de tempe-
ratuur met OK of wacht ongeveer
8 seconden nadat u voor het laatst
een toets heeft aangeraakt. De tem-
peratuur wordt dan automatisch over-
genomen.
Tip: De nieuwe instelling wordt ook be-
vestigd en overgenomen als u de deur
sluit.
De temperatuuraanduiding in het dis-
play geeft altijd de gewenste tempe-
ratuur aan.
Als u de temperatuur heeft gewijzigd,
controleer dan de temperatuuraandui-
ding na ca. 6 uur wanneer er weinig
voedingsmiddelen in het apparaat
liggen en na ca. 24 uur wanneer het
apparaat goed vol zit. Pas dan is de
werkelijke temperatuur bereikt.
Als deze temperatuur dan nog te
hoog of te laag is, moet u de tempe-
ratuur opnieuw instellen.
78
Temperatuur in het droogvak van de
MasterFresh-zone wijzigen
In het droogvak van de MasterFresh-zo-
ne bedraagt de temperatuur ca. 0 °C.
Als u een hogere of een lagere tempera-
tuur wenst, kunt u de temperatuur iets
wijzigen (zie hoofdstuk "Het wijzigen
van instellingen", paragraaf "Tempera-
tuur in de MasterFresh-zone (droog-
vak) wijzigen").
Tip: Als u bijv. heel bederfelijke vis wilt
bewaren, kunt u een lagere instelling
kiezen. Een iets hogere temperatuur is
prettiger, als u bijv. kant en klare levens-
middelen wilt bewaren.
Mogelijke temperatuurinstellingen
Voor de koelzone kan een temperatuur
tussen 2 °C en 8 °C worden ingesteld.
Voor het droogvak van de MasterFresh-
zone kan een temperatuur tussen ca.
-1 °C en 3 °C worden ingesteld.