Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling van zonnepomp en
zonneregelaar,
volg hierbij de bijbehorende
gebruikshandleidingen
•
bij de inbedrijfstelling moet men
controleren of de aangegeven
temperaturen geloofwaardig zijn
•
Controleer de functie van pompen en
regelaars in het zonnecircuit
•
Configureer eventueel de regelaars,
pompen en doorstroombegrenzer op
de installatie
Doorstroomhoeveelheid
Aantal collectoren parallel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Doorstroomhoeveelheid instellen
De doorstroomhoeveelheid moet op de
hydraulische eigenschappen van de
installatie ingesteld worden. De
doorstroomhoeveelheid per collector moet
tussen 0,6 en 1,7 l/min liggen. Volg
hiervoor de aanwijzingen in het hoofdstuk
Hydrauliek van het collectorveld (blz 15-
16).
De doorstroomhoeveelheid is afhankelijk
van de manier waarop men de collectoren
laat werken:
•
Bij een lage doorstroomhoeveelheid
verkrijgt men het grootste
temperatuurverschil tussen heenvoer en
retourleiding. Dit is zinvol bij het gebruik
van een grote boiler met laagvorming.
•
Bij een grote doorstroomhoeveelheid
wordt de grootst mogelijke
warmteopbrengst bereikt. Dat is het
beste bij een drinkwateropslag met twee
warmtewisselaars (onderste voor zonne
-energie).
Minimale
doorstroomhoeveelheid
in l/min
0,6
1,2
1,8
2,4
3
3,6
4,2
4,8
5,4
6
Nominaal -
doorstroomhoeveelheid
in l/min
1,2
2,3
3,5
4,6
5,8
6.9
8
9,2
10,4
11,5
55
Daarna:
•
Afdekfolie van de collectoren
verwijderen
•
De goede werking van de installatie
controleren
•
Protocol inbedrijfstelling invullen
•
Aanwijzingen geven aan de gebruiker
Maximale
doorstroomhoeveelheid
in l/min
1,7
3,4
5,1
6,8
8,5
10,2
12
13,6
15,3
17