Bedieningsorganen
Tractie- en rempedaal (Afb. 8, 9 & 10)—Het
tractiepedaal heeft drie functies: één, om de machine
vooruit te laten rijden; twee, om de machine achteruit te
laten rijden, en drie, om hem te stoppen. Gebruik de hak
en de tenen van uw rechtervoet om de bovenkant van
het pedaal in te trappen om vooruit te rijden en de
onderkant van het pedaal om achteruit te rijden of om te
helpen remmen als u vooruit rijdt. U kunt ook het pedaal
in de neutraalstand zetten om de machine te stoppen. U
moet niet voor het gemak uw hak op de onderkant van
het pedaal laten rusten tijdens als u vooruit rijdt.
Afbeelding 8
1. Tractiepedaal
2. Snelheidsselector
3. Pedaalbegrenzer
Snelheidsselector (Afb. 8)—De nokhefboom aan de
zijkant van het tractiepedaal kan verdraaid worden om
de gewenste snelheid aan te kunnen houden.
De pedaalbegrenzer voor achteruit rijden (onder het
pedaal) is in de fabriek afgesteld op maximaal
4,8 km/uur (3 mijl/uur).
Contactschakelaar—De contactschakelaar, die gebruikt
wordt om te starten, stoppen en om de motor te laten
voorgloeien, heeft vier posities: OFF/AF, ON/AAN,
START en GLOW PLUGS (PREHEAT)/ VOOR-
GLOEIEN.
Om de motor te starten, draait u de sleutel tegen de
wijzers van de klok in—naar GLOW PLUG/
VOORGLOEIEN—en houdt u deze gedurende 20 à 30
seconden in deze positie. Vervolgens draait u de sleutel
met de wijzers van de klok mee naar de START-positie
om de startmotor te activeren. Laat de sleutel los
wanneer de motor start. De sleutel draait automatisch
14
door naar de ON/AAN-positie. Om de motor te stoppen
draait u de sleutel tegen de wijzers van de klok in naar
OFF/AF. Verwijder de sleutel uit het contact en doe de
bescherming over de schakelaar om te voorkomen dat de
machine per ongeluk gestart wordt.
Afbeelding 9
Gashendel (Afbeelding 11)—Door de hendel omhoog te
zetten, verhoogt u het toerental; door hem omlaag te
zetten, verlaagt u het toerental.
Lifthendel maai-eenheid (Afbeelding 11)—De
lifthendel kan in drie posities gezet worden:
LOWER/NEERLATEN, RAISE/OPHALEN en
NEUTRAL/NEUTRAAL. Om de maai-eenheden op de
grond te laten zakken, zet u de lifthendel naar voren.
Tijdens het neerlaten van de maai-eenheden moet u
ervoor zorgen dat de hydraulische cilinder volledig
ingeschoven is voordat u de lifthendel loslaat. De maai-
eenheden functioneren niet als de cilinder niet volledig
ingeschoven is.
Voor het ophalen van de messenkooien trekt u de
lifthendel naar achteren in de RAISE/OPHALEN-
positie.
Schakelaar messenkooi-aandrijving (Afbeelding 11)
—De schakelaar heeft twee posities: ENGAGE/
INSCHAKELEN en DISENGAGE/ UITSCHAKELEN.
Er licht een oranje lampje op het instrumentenpaneel op
dat aangeeft wanneer de messenkooien draaien. Trek de
schakel-hendel uit om over te gaan van uitschakelen
naar inschakelen.