4
Bediening
4.1
COMPONENTEN REGELCIRCUIT
4.1.1
SCHAKELBORD: bevindt zich onder de kap. Het schakelbord bestaat uit een printkaart die alle relais
bevat voor regeling van de werking van de machine. Het schakelbord is gelijk voor modellen met
dezelfde krachtbron en bevat, waar dit van toepassing is, discrete zekeringen voor de betreffende
circuits.
4.1.2
CLAXON: aan de bovenkant van het schakelbord bevindt zich een claxon die verschillende functies
heeft: Ten eerste kan deze worden gebruikt als een handbediende waarschuwing door indrukken van de
"claxon" knop op de bediening in de werkkooi.
In de tweede plaats klinkt deze claxon onophoudelijk wanneer een stempel tijdens het gebruik met de
opgerichte giek te licht wordt, om de bediener te waarschuwen. De claxon klinkt ook wanneer de
sleutelschakelaar op de grond naar de "Platform"-stand wordt gedraaid voordat de stempels uitgezet
zijn.
4.1.3
GIEKSCHAKELAAR (Slechts 170H): aangebracht op gieksteun 1 en bediend door de bovenste giek.
Deze veiligheidsschakelaar regelt de overschakelingsfunctie tussen de stempels en het platform. De
bedieningsfunctie van de stempels is niet beschikbaar op hydraulische machines, tenzij de schakelaar
door de giek wordt ingeschakeld, zodat de machine ingetrokken moet zijn voordat de hydraulische
stempels gebruikt kunnen worden. Op soortgelijke manier is deze aangesloten op het regelcircuit van
het platform, zodat wanneer de schakelaar niet door de giek is ingeschakeld (d.w.z. de machine is in
bedrijf) de stempelsensoren actief zijn en de bediener over een onveilige situatie wordt gewaarschuwd,
indien een van hen het contact met de grond verliest. Deze regelfuncties zijn van primair belang voor de
veiligheid van de machine en de bediener. Deze functie mag daarom nooit geïsoleerd of overbrugd
worden.
4.1.4
ACCUSCHAKELAAR: accuschakelaar. Onder de kap bevindt zich een scheidingschakelaar voor de
accu, zodat de stuur- en stroomcircuits van de machine van de accu's kunnen worden gescheiden.
Onder normale omstandigheden moet de sleutelschakelaar worden gebruikt om de machine uit te
schakelen, terwijl de scheidingsschakelaar van de accu slechts nodig is om de accu in noodgevallen,
zoals kortsluiting, uit te schakelen. Het acculaadcircuit is direct aangesloten op de zijkant van de accu,
zodat deze schakelaar geen invloed heeft op het opladen.
4.1.5
KEUZESCHAKELAAR (Slechts 170H): op machines met meerdere aandrijfmogelijkheden bestaat een
van de functies op de bedieningsstation van het platform uit een keuzeschakelaar. Deze
sleutelschakelaar wordt gebruikt voor het kiezen van de aandrijving, d.w.z. voor het omschakelen van
diesel naar accu of van benzine naar accu of vice-versa. Op andere machines dient dezelfde
sleutelschakelaar als "aan-uit" schakelaar.
4.1.6
DIESELMOTOR: doorgaans een Yanmar L40 of Kubota OC60 motor, zoals beschreven staat in de
onderhoudssectie van de werkplaatshandleiding, voor de aandrijving van een enkelvoudige pomp met
een geïntegreerde pompstortklep.
4.1.7
BENZINEMOTOR: doorgaans een Honda GX 160 motor, zoals beschreven staat in de
onderhoudssectie van de werkplaatshandleiding, voor de aandrijving van een enkelvoudige pomp met
een direct gemonteerde pompstortklep.
Dutch 01/13
Bediening & Veliligheid Instructies
TM Series
19