15.1 Vochtbepaling zonder gebruik van gegevensbank
15.1.1 Instelling van de drogingsparameters.
1. Opwarmingsprofiel kiezen
Om de drogingskarakteristiek optimaal voor het gebruikte monster te kiezen,
worden vier verschillende opwarmingsprofielen toegankelijk, te noemen:
Met de navigatietoetsen het gewenste opwarmingsprofiel invoeren en met de
toets PRINT bevestigen. De onderstaande instellingen (duur van de droging,
temperatuur) zijn van het gekozen verwarmingsprofiel afhankelijk.
Standaard drogen
<STANDAARD>
Dit verwarmingsprofiel is voor de meeste
monsters bestemd. Het monster wordt
verwarmd naar de ingestelde
drogingtemperatuur, de keuzemogelijkheid
tussen 35-160°C.
De profielkeuze <STANDAARD> met de toets PRINT bevestigen, de
aanduiding voor het invoeren van drogingstemperatuur verschijnt. De
actieve positie blinkt.
Met de navigatietoetsen de gewenste temperatuur kiezen en met de
toets PRINT bevestigen. Het verschijnt de aanduiding om het
uitschakelingscriterium (zie stap 2) te kiezen.
MLS_D-BA-nl-1712
STANDAARD, SNEL, ZACHT, GELEIDELIJK
95