19.4 Interfacebevel
Er worden door de weegschaal volgende bevelen herkend.
Bevelen
Functie
Z
Op nul zetten
T
Tarreren
OT
Vragen naar de tarrawaarde
UT
De tarrawaarde instellen
S
De stabiele gewichtswaarde in de standaard weegeenheid versturen
SI
De gewichtswaarde in de standaard weegeenheid onmiddellijk versturen
De gewichtswaarden van alle platforms in de standaard weegeenheid onmiddellijk
SIA
versturen
SU
De stabiele gewichtswaarde in de actuele weegeenheid versturen
SUI
De gewichtswaarde in de actuele weegeenheid onmiddellijk versturen
C1
De ononderbroken uitvoer (printen) van gegevens in de standaard weegeenheid starten
C0
De ononderbroken uitvoer (printen) van gegevens in de standaard weegeenheid stoppen
CU1
De ononderbroken uitvoer (printen) van gegevens in de actuele weegeenheid starten
CU0
De ononderbroken uitvoer (printen) van gegevens in de actuele weegeenheid stoppen
NB
Serienummer invoeren
K1
Toetsenbord van het apparaat vergrendelen
K0
Toetsenbord van het apparaat ontgrendelen
SS
Simulatie PRINT toets drukken
OMI
Lijst van de toegankelijke bedrijfsmodi
OMS
Bedrijfsmodus instellen
OMG
Actueel werkmodus afvragen
BP
Geluidssignaal activeren
PC
Alle geïmplementeerde bevelen doorsturen
BN
Apparaat type invoeren
RV
Programmaversie invoeren
A
De functie "Auto-zero" instellen
EV
Omgevingsomstandigheden instellen
FIS
Filter instellen
ARS
Aanduiding van de stabilisatiecontrole instellen
LDS
Het aantal decimalen instellen
ER
De laatste berichtcode van de afstandsbediening versturen
De bevelen dienen te worden afgerond met de tekens CR/LF.
MLS_D-BA-nl-1712
135