Vereisten voor omgeving en draadloze communicatie
1. Voer met de drone GEEN vlucht uit bij slechte weersomstandigheden, waaronder
harde wind (snelheden van meer dan 12 m/s), zandstormen, sneeuw, regen, smog,
hagel, bliksem, tornado's of orkanen.
2. Vermijd obstakels, drukte, bomen en water (aanbevolen hoogte is ten minste 3 m
boven water).
3. Wees zeer alert als u in de buurt vliegt van gebieden met magnetische of
radiostoringen. Het wordt aanbevolen om tijdens de vluchttests de afstandsbediening
in te stellen als afstandsbediening B. Let goed op de kwaliteit van de video-overdracht
en de signaalsterkte op DJI Pilot 2. Bronnen van elektromagnetische interferentie
omvatten, maar zijn niet beperkt tot: hoogspanningslijnen, grote onderstations
of mobiele basisstations en zendmasten. De drone kan zich vreemd gedragen of
onbestuurbaar worden wanneer deze in gebieden met te veel interferentie vliegt.
Keer terug naar het dock, land de drone en maak toekomstige taakplannen totdat de
vluchttest stabiel is.
4. Gebruik de drone in open gebieden. Hoge gebouwen, stalen constructies, bergen,
rotsen of hoge bomen kunnen invloed hebben op de nauwkeurigheid van het GNSS
en blokkeren mogelijk het videotransmissiesignaal.
5. Voorkom verstoring tussen het dock en andere draadloze apparatuur. Het wordt
aanbevolen om wifi- en Bluetooth-apparaten in de buurt uit te schakelen.
6. De prestaties van de drone en de accu zijn beperkt wanneer u op grote hoogtes vliegt.
Vlieg voorzichtig.
7. Gebruik de drone of het dock NIET in een omgeving met gevaar voor brand of
explosie.
8. Gebruik het dock en de drone alleen voor toepassingen alleen binnen het
bedrijfstemperatuurbereik. De bedrijfstemperatuur van het dock is -35 °C tot 50 °C
en de bedrijfstemperatuur van de drone is -20 °C tot 50 °C. In omgevingen met lage
temperaturen moet worden gecontroleerd of de dockafdekking en de drone bedekt
zijn met sneeuw en ijs, en of de propellers bevroren zijn met behulp van de livestream
van de dockcamera.
9. Zorg ervoor dat u voor de vlucht een alternatieve landingsplaats instelt. De drone zal
naar de alternatieve landingsplaats vliegen wanneer de omstandigheden in het dock
niet geschikt zijn om te landen. Volg de instructies in DJI Pilot 2 om een alternatieve
landingsplaats in te stellen bij het configureren van het dock. Er moet een duidelijk
bord worden opgesteld in de buurt van de alternatieve landingsplaats. Zorg ervoor
dat het gebied binnen de straal van vijf meter van de alternatieve landingsplaats vrij is
van obstakels.
Matrice 30 Series Dockbundel Gebruikershandleiding
©
2023 DJI. Alle rechten voorbehouden.
15