G
ebruikshandleidinG
4. Aangebouwde apparaten
• Voor het aanbouwen of demonteren van apparaten aan de driepuntsophanging: Bedieningsinrichting
in de positie brengen, waarbij het onbedoeld heffen of neerlaten is uitgesloten!
• Bij de driepuntsaanbouw moeten de aanbouwcategorieën bij de tractor en het apparaat absoluut
overeenkomen of worden afgestemd!
• Binnen het bereik van de stangen van de driepuntsophanging bestaat letselgevaar door knel-
en schaarpunten!
• Bij het activeren van de externe bediening voor de driepuntsaanbouw, niet tussen de tractor
en het apparaat gaan staan!
• In de transportpositie van het apparaat altijd zorgen voor voldoende zijdelingse vergrendeling
van de stangen van de tractor-driepuntsophanging!
• Bij het rijden op de openbare weg met geheven apparaat, moet de bedieningshendel zijn beveiligd
tegen het dalen!
5. Aftakasbedrijf
• Gebruik uitsluitend de door de fabrikant voorgeschreven cardanassen!
• Beschermbuis en beschermkokers van de cardanas - ook aan de apparaatzijde - moeten zijn
aangebracht en in een probleemloze toestand zijn!
• Bij cardanassen zorgen voor voldoende buisoverlap in de transport- en werkstand!
• Aanbouwen en demonteren van de cardanas alleen bij uitgeschakelde motor en verwijderde contactsleutel!
• Zorg altijd voor een correcte montage en beveiliging van de cardanas!
• Cardanasbescherming door het inhaken van de kettingen tegen meedraaien beveiligen!
• Voor het inschakelen van de aftakas waarborgen dat het gekozen aftakastoerental van de tractor
overeenkomt met het toegestane toerental van het apparaat!
Zorg vóór het inschakelen van de aftakas, dat niemand aanwezig is binnen de gevarenzone
van het apparaat!
• Aftakas nooit inschakelen bij uitgeschakelde motor!
• Bij werkzaamheden met de aftakas, mag niemand aanwezig zijn binnen het bereik van de draaiende
aftakas of cardanas!
• Aftakas altijd uitschakelen, als een te grote hoek ontstaat en deze niet nodig is!
• Let op, na het uitschakelen van de aftakas gevaar door nalopen door massatraagheid! Gedurende deze
tijd niet te dicht bij het apparaat komen. Pas als het helemaal stilstaat, mag eraan worden gewerkt!
Altijd de motor uitschakelen en de contactsleutel verwijderen!
• Reinigen, smeren of instellen van het aftakasaangedreven apparaat of de cardanas, alleen
bij uitgeschakelde aftakas, uitgeschakelde motor en verwijderde contactsleutel!
• Afgekoppelde cardanas neerleggen op de hiervoor bedoelde houder!
• Na het aanbouwen van de cardanas de beschermhuls op de aftakasstomp schuiven!
• Eventueel ontstane schade direct verhelpen. Nooit met een beschadigd apparaat werken!
6. Hydraulische installatie
• De hydraulische installatie staat onder hoge druk!
• Bij het aansluiten van hydraulische cilinders en hydromotoren de hydraulische slangen aansluiten
volgens de voorschriften!
• Bij het aansluiten van de hydraulische slangen op de tractor-hydrauliek moet worden gezorgd
dat de hydrauliek zowel aan de tractor- als aan de apparaatzijde drukloos is!
• Bij de hydraulische functieverbindingen tussen tractor en apparaat moeten koppelingsmoffen
en -stekkers worden gemarkeerd, zodat bedieningsfouten zijn uitgesloten! Bij het verwisselen
van de aansluitingen zullen de functies worden omgekeerd (bijv. heffen/neerlaten) - ongevalgevaar!
• Controleer hydraulische slangen regelmatig en bij beschadiging en veroudering vervangen!
De vervangende slangen moeten voldoen aan de technische eisen van de apparaatfabrikant!
• Gebruik geschikte hulpmiddelen bij het lekzoeken om letselgevaar te voorkomen!
• Onder hoge druk uittredende vloeistoffen (hydraulische olie) kunnen binnendringen in de huid en zwaar
letsel veroorzaken! Bij letsel direct een arts bezoeken! Infectiegevaar!
• Voor aanvang van werkzaamheden aan de hydraulische installatie de apparaten neerzetten,
de installatie drukloos maken, de motor uitschakelen en de contactsleutel verwijderen!
- 6 -
C
d
ombi
iGGer
Technische wijzigingen voorbehouden
Cd,
4
serie
9900.01.44NL04 - 10/2016