2. Installeren
2.10 Rookgasaansluiting
De verbinding met het afvoermateriaal voor de verbrandingsgassen moet overeenkomstig de eisen
van dit installatievoorschrift worden uitgevoerd; alleen dan geldt het verkregen CE-keur.
Als materiaal moet worden gebruikt Brink gasdicht aluminium rookgasafvoer volgens NEN 7203.
Als dakdoorvoer dient de speciaal ontworpen combipijp (zie figuur 7, blz 10) te worden gemonteerd.
Ingeval een warmteterugwinapparaat is geïnstalleerd, dient de speciaal ontworpen triplopijp (zie
figuur 8, blz 11) te worden gemonteerd.
Met het Brink rookgasafvoermateriaal kan op eenvoudige wijze een completer rookgasafvoerkanaal
worden opgebouwd.
De diameter van de rookgasafvoer bedraagt 100 mm.
Voor de aanleg van de rookgasafvoer zie GAVO.
De lengte van het rookgasafvoerkanaal kan worden gekozen volgens de tabel op blz. 12 en de
figuren 9 of 10 op blz 13.
Omdat de verbrandingsluchttoevoer en de rookgasafvoer zich in hetzelfde drukvlak bevinden, is
uitmonding in het gehele dakvlak toegestaan.
2.11 Verbrandingsluchttoevoeraansluiting
De verbinding van het verbrandingsluchttoevoermateriaal moet volgens de eisen van dit
installatievoorschrift geschieden.
Voor het verbrandingsluchttoevoerkanaal wordt Brink gasdichte aluminium pijp geadviseerd volgens
NEN 7203.
Ander gasdicht materiaal is ook toegestaan, mits geen chloorhoudend kunststof.
De diameter van de luchttoevoerpijp bedraagt 100 mm.
De lengte van de luchttoevoerpijp wordt gekozen volgens de tabel op blz. 12 en de figuren 9 of 10 op
blz. 13.
Geadviseerd wordt om deze leiding te isoleren om condensvorming te voorkomen.
Dit verbrandingsluchttoevoerkanaal kan zowel links als rechts op het toestel worden aangesloten.
De aansluitstomp, welke niet wordt gebruikt, dient lekdicht te worden afgesloten m.b.v. bijgeleverde
afdichtdop.
Het T-stuk ø100 kan onafhankelijk worden meegedraaid naar links of rechts t.o.v. de dakdoorvoer.
2.12 Ventilatieluchtafvoeraansluiting (alleen indien warmteterugwinning is gemonteerd)
De verbinding van de ventilatieluchtafvoer moet volgens de eisen van dit installatievoorschrift
geschieden.
Voor de ventilatieluchtafvoerleiding is elk materiaal toegestaan, wel wordt geadviseerd om deze
leiding te isoleren om condensproblemen te voorkomen.
De diameter van de ventilatieluchtafvoer bedraagt 150 mm.
Het T-stuk ø 150 kan onafhankelijk worden meegedraaid naar links of rechts t.o.v. de dakdoorvoer.
Installatievoorschriften B-8 M(D)G E maart 2003
-9-