LUCHTDRUKSCHAKELAAR 14)(Ap.4
D521
(A)
MAX. GASDRUKSCHAKELAAR 4)(A) p.4
(B)
MIN. GASDRUKSCHAKELAAR 7)(B) p.9
D896
(C)
(D)
D1565
1)
2)
PA
D3856
1 kPa = 10 mbar
D890
20181543
PGM
1
RMG/M
13
5 - LUCHTDRUKSCHAKELAAR (A)
De regeling van de luchtdrukschakelaar uitvoe-
ren nadat alle andere branderafstellingen
gedaan zijn, met de luchtdrukschakelaar afge-
steld op het begin van de schaal (A).
Met de brander in werking op MIN. vermogen,
de regeldruk verhogen door de daartoe voor-
ziene knop langzaam met de klok mee te
draaien tot de brander vergrendelt.
Daarna de knop met 20% van de afgestelde
waarde terugdraaien. De brander opnieuw
opstarten en controleren of de opstart normaal
verloopt. Als de brander opnieuw vergrendelt,
de knop nog een klein beetje terugdraaien,
tegen de klok in.
Opgelet: Conform de norm moet de luchtdruk-
schakelaar beletten dat de luchtdruk daalt tot
minder dan 80% van de instelwaarde en dat het
CO-gehalte in de verbandingsgassen boven 1%
(10.000 ppm) ligt.
Breng om dit te controleren een rookgasanaly-
sator in de leiding, sluit traag de aanzuigopening
van de ventilator (b.v. met een kartonnetje) en
ga na of de brander vergrendelt alvorens het
CO-gehalte in de verbrandingsgassen 1% over-
schrijdt.
De geïnstalleerde luchtdrukschakelaar is van
het differentieeltype als hij verbonden is met 2
leidingen. Als tijdens de voorventilatie de lucht-
drukschakelaar door een sterke tegendruk in de
verbrandingskamer niet omschakelt, dan kan de
omschakeling worden bewerkstelligd door een
2de leiding te installeren tussen de luchtdruk-
schakelaar en de aanzuigopening van de venti-
lator. Op die manier zal de luchtdrukschakelaar
werken als een differentieelschakelaar.
Opgelet: Het gebruik van een differentieel
luchtdrukschakelaar is enkel toegelaten bij indu-
striële toepassingen en als de nationale normen
toelaten dat de luchtdrukschakelaar enkel de
werking van de ventilator controleert, zonder
grenswaarden voor het CO-gehalte.
6 - MAX. GASDRUKSCHAKELAAR (B)
Regel de maximumgasdrukschakelaar (B) na
alle andere regelingen van de brander uitge-
voerd te hebben met de maximumgasdrukscha-
kelaar afgesteld op het einde van zijn schaal.
Om de maximumgasdrukschakelaar te ijken,
sluit u een manometer aan op het drukafname-
punt nadat u de kraan ervan heeft opengedraaid.
De maximumgasdrukschakelaar moet worden
afgesteld op een waarde die niet hoger is dan
30% van de waarde die op de manometer kan
worden afgelezen wanneer de brander met het
maximumvermogen werkt.
Nadat de afstelling is afgerond, verwijdert u de
manometer en u sluit de kraan.
7 - MIN. GASDRUKSCHAKELAAR (C)
Het doel van de minimum gasdrukschakelaar is
te voorkomen dat de brander niet correct werkt
wegens een te lage gasdruk.
Stel de minimum gasdrukschakelaar af (B) na
de brander, de gaskleppen en de stabilisator
van de helling afgesteld te hebben.
Terwijl de brander aan het maximumvermogen
werkt:
–
installeer een manometer stroomafwaarts
van de stabilisator van de helling (bv. op de
gasdrukinlaat bij de verbrandingskop van de
brander);
–
partialiseer de handbediende gasklep lang-
zaam totdat de manometer een drukdaling
van ongeveer 0,1 kPa (1 mbar) aangeeft.
Controleer in deze fase de CO-waarde, die
altijd lager moet zijn dan 100 mg/kWh (93
ppm).
–
Verhoog de instelling van de drukschake-
laar tot hij doorslaat, waardoor de brander
uitschakelt;
–
verwijder de manometer en sluit de kraan
van de voor de meting gebruikte drukkraan
–
open de manuele gaskraan volledig.
VLAMBEWAKING (D)
De brander heeft een ionisatiesysteem om de
aanwezigheid van de vlam te controleren. De
goede werking van de branderautomaat vereist
een min. stroom van 4 µA. De brander levert
echter een veel hogere stroom op, zodat geen
enkele controle vereist is. Wil men de ionisa-
tiestroom toch meten, ontkoppel de m/v stekker
7)(A) p.4 op de kabel van de ionisatiesonde en
schakel
een
microampèremeter
gelijkstroom met 100 µA aan op het einde van
de schaal. Let op de polariteit.
voor