Afb. 3-9
12. Montagerail in de hoogte uitlijnen (afb. 3-11 tot afb. 3-12).
– Bij tweezijdige aansluiting (in principe aanbevolen), moet u de montagerail
– Bij aansluiting aan een zijde (tot max. 3 vlakplaatcollectoren) moet de
13. Leg de rij dakpannen terug op hun plaats.
14. Merk de plaats van de dakhaak op de dakpan (afb. 3-13).
15. Verwijder ter hoogte van de opdakhaakmarkering het onderste verbindingsstuk van de dakpan. Doe dit met een hamer of een
slijpschijf (afb. 3-14).
Afb. 3-13 De positie van de opdakhaak
EKSV21P/EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
008.1618432_00 – 12/2012
Profielen op de bovenkant van de
opdakhaak vastschroeven
met een licht verval naar de retouraansluiting plaatsen (watertoevoer op de
onderste collectoraansluiting). Een tegengesteld verval moet absoluut wor-
den voorkomen.
montagerail perfect horizontaal worden geplaatst. De aansluiting op tegen-
over elkaar liggende zijden wordt echter altijd geadviseerd. (Garantie van de
automatische collectorontluchting c.q. leeglopen van de collectoren bij stil-
stand van de pomp).
LET OP!
Op de hele verbindingssectie tussen boiler en vlakplaatcollector mag zich nergens een sifoneffect voordoen.
Dit kan immers leiden tot slechte werking en beschadiging van het materiaal.
• Bij afwisselende collectoraansluiting moeten alle montageprofielrails met ten minste 0,5 % niveauver-
schil tot de onderste collectoraansluiting (retour) worden uitgelijnd, om een sifoneffect te vermijden.
markeren
Afb. 3-10 Profielen parallel met de dakpan
uitlijnen
Afb. 3-14 De plaats van de dakhaak op de
dakpannen markeren en de verbin-
dingsstukken van de dakpannen
verwijderen
3
x
Montage
Afb. 3-11 Hoogteregeling van de opdakhaak
Afb. 3-12 De profielen afhankelijk van de
aansluiting waterpas c.q. met een
licht verval uitlijnen
Afb. 3-15 Bovenste montagerail monteren
(maat zie tab. 3-2)
Installatiehandleiding
23