en over- of onderdruk in het gebouw wordt voorkomen. In dat geval moeten de beide
alarmcontacten parallel worden aangesloten of in de CoDeSys-programmering
worden samengevoegd met een OR-functie.
Bij de afzuigventilator kan gekozen worden wanneer deze ingeschakeld wordt.
Ofwel gelijktijdig met de toevoerventilator, ofwel gelijktijdig met het inschakelen van
de klok.
6.3.10
Luchtkleppen
Het functieblok luchtkleppen bevat de instellingen ten behoeve van de luchtklep regelaar.
De regelaar kent vier standen (manieren van besturen):
Uit (0)
Het blok staat uitgeschakeld, de luchtklep staat altijd dicht.
Open/dicht (1)
De luchtklepsturing regelt voor een open/ dicht buitenklep zonder recirculatie.
De luchtklep staat dicht als de zone uit staat, anders staat deze volledig open.
Eenvoudig (2)
De luchtklepsturing regelt voor lucht mengkleppen. In dagbedrijf wordt verwarmd of gekoeld
met een min. aandeel buitenlucht, desgewenst met een voorkeurschakeling.
Hierbij wordt dan rekening gehouden met de hoogste of laagste temperatuur of enthalpie,
welke voorhanden is.
Nacht verwarmen en opstoken gebeurt met recirculatielucht.
Tussen de trajecten verwarmen en koelen bevindt zich een uitschakelbaar traject
ventileren, waarbij de regelaar de inblaastemperatuur regelt met behulp van de
luchtklepstand.
88 / 199
Bestandsversie 3
Software Handleiding HCS6000
Copyright © HCS Building Automation
Software-versie 1.04.34
Moordrecht