Introductie
4.1. Introductie
Dit hoofdstuk beschrijft de meest gangbare functies van uw telefooncentrale. Alle
functies kunt u instellen op de centrale. Enkele functies kunt u ook via uw telefoon
instellen.
4.1.1. Instellen via de Grafische interface of via uw
telefoon?
Sommige functies kunt u op twee manieren instellen: door in te loggen op de
grafische interface of door het invoeren van codes op uw telefoontoestel. Deze
laatste manier is vaak wat sneller. U hoeft immers niet eerst in te loggen. Om door
te schakelen toetst u bijvoorbeeld slechts *21 in op uw toestel. Het voordeel van
de grafische interface is dat u vaak meer eigenschappen van een functie kunt
instellen. Beide manieren mag u door elkaar gebruiken.
4.1.2. Telefoonfuncties vs. Telefooncentralefuncties
Er zijn twee soorten functies: functies die worden uitgevoerd door uw telefoon
(telefoonfuncties) en functies die worden uitgevoerd door de telefooncentrale
(telefooncentralefuncties). Sommige functies kunt u instellen op zowel de
telefooncentrale als op uw telefoon. U kunt bijvoorbeeld een doorschakeling bij in
gesprek instellen op de telefooncentrale, maar u kunt ook uw telefoon een
gesprek laten doorschakelen als u aan het bellen bent. In het laatste geval gaat dit
buiten de centrale en het nummerplan om.
I.
Telefoonfuncties worden ingesteld op de telefoon. Deze raken verloren
bij: opnieuw inloggen, resetten van de telefoon, stroomuitval. Ze zijn niet
actief als u op een ander toestel inlogt en zijn niet actief als uw toestel
onbereikbaar is.
II.
Telefooncentralefuncties worden ingesteld op de telefooncentrale. Deze
raken niet verloren. Ze zijn nog steeds actief als u op een ander toestel
inlogt en zijn ook actief als uw toestel onbereikbaar is.
Hoofdstuk 4. Telefooncentrale functies
79