ONDERHOUD
Zie de onderstaande tabel voor de beschermde
zekeringen en stroomkringen.
Toelaatbaar
Zekering
vermogen
FU1
15 A
FU2
15 A
FU3
15 A
FU4
15 A
FU5
15 A
FU6
15 A
FU7
15 A
FU8
15 A
FU9
15 A
FU10
15 A
FU11
15 A
FU12
15 A
FU13
15 A
FU14
15 A
−
20 A
ec−H2O
Zie de onderstaande tabel voor de geregelde
relais en stroomkringen.
Toelaatbaar
Relais
vermogen
M1
12 VDC, 40 A
Hulp 1
M2
12 VDC, 40 A
Hulp 2
M3
12 VDC, 40 A
Niet gebruikt
M4
12 VDC, 40 A
Achteruit
M5
12 VDC, 40 A
Claxon
M6
12 VDC, 40 A
Uitschakelen
M7
12 VDC, 40 A
Startmotor
M8
12 VDC, 40 A
Niet gebruikt
M9
12 VDC, 40 A
Niet gebruikt
M10
12 VDC. 40 A
Niet gebruikt
M11
12 VDC. 40 A
FaST waterpomp (bevindt zich
in FaST drager)
M12
12 VDC. 40 A
Handsproeier (bevindt zich in
Handsproeierdrager)
56
Beveiligd circuit
Hulprelais/motorbedieningen
Klopper
Claxon
Niet gebruikt
Schrobzuiger/hoofdborstel/
vloerwisser omlaag
Inschakelen/Zijborstel
Reinigingsmiddel/Automa -
tisch Vullen/Omdraaien
ES/FaST/Oplosmiddel/
Handsproeier
Verlichting
Niet ingeschakelde B+ voor
controlebord
Niet gebruikt: Opties
Sproeistukpomp
Niet gebruikt
Niet gebruikt
Stroomkring geregeld
ZEKERINGEN EN RELAIS
MOTORKABELBOOM
De zekeringen en relais van de motorkabelboom
bevinden zich in het zekeringenkastje in het
motorcompartiment. Raadpleeg de informatie op
het klepje van het zekeringenkastje om de
zekeringen en relais van de motorkabelboom te
lokaliseren.
N.B.: Vervang een doorgebrande zekering altijd
door een zekering met een gelijke ampèrewaarde.
STROOMONDERBREKERS (ec−H2O)
De stroomonderbrekers beveiligen de
stroomcircuits tegen overbelasting; ze kunnen
steeds opnieuw worden ingesteld. Wanneer een
circuit overbelast raakt, wordt de stroomtoevoer
onderbroken. Als een stroomonderbreker in
werking is gezet, laat deze eerst afkoelen en druk
vervolgens op de reset−knop om de
stroomonderbreker manueel te resetten.
T20 Gas/LPG 331488 (6−10)