U kunt uw toestel met een indoortrainer gebruiken om
weerstand te simuleren terwijl u een koers, activiteit of workout
volgt. GPS is automatisch uitgeschakeld, als u een indoortrainer
gebruikt.
1
Selecteer Training > Indoortrainer.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Volg een koers om een opgeslagen koers te
volgen
(Koersen, pagina
• Selecteer Volg een activiteit om een opgeslagen rit te
volgen
(Een rit maken, pagina
• Selecteer Volg een workout om een krachtraining te
volgen die u hebt gedownload via uw Garmin Connect
account
(Workouts, pagina
3
Selecteer een koers, activiteit of workout.
4
Selecteer Rijden.
5
Selecteer een activiteitenprofiel.
6
Selecteer
om de timer te starten.
De trainer verhoogt of verlaagt de weerstand op basis van de
hoogtegegevens van de koers of rit.
Weerstand instellen
1
Selecteer Training > Indoortrainer > Stel weerstand in.
2
Stel het weerstandsniveau van de trainer in.
3
Selecteer een activiteitenprofiel.
4
Begin met trappen.
5
U kunt zo nodig het weerstandsniveau tijdens uw activiteit
aanpassen.
Doelvermogen instellen
1
Selecteer Training > Indoortrainer > Stel doelvermogen
in.
2
Stel het doelvermogen in.
3
Selecteer een activiteitenprofiel.
4
Begin met trappen.
Het weerstandsniveau van de trainer wordt aangepast om
een constant vermogen te leveren op basis van uw snelheid.
5
U kunt zo nodig het doelvermogen tijdens uw activiteit
aanpassen.
Een trainingsdoel instellen
De functie Trainingsdoel werkt samen met de functie Virtual
Partner zodat u kunt trainen op afstand, afstand en tijd of
afstand en snelheid. Tijdens uw trainingsactiviteit geeft het
toestel u real-time feedback over hoe ver u bent gevorderd met
het bereiken van uw trainingsdoel.
1
Selecteer Training > Stel een doel in.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Alleen afstand om een vooraf ingestelde
afstand te selecteren of voer een aangepaste afstand in.
• Selecteer Afstand en tijd om een afstands- en tijdsdoel te
selecteren.
• Selecteer Afstand en snelheid om een afstand en
snelheid te selecteren.
Het trainingsdoelscherm wordt weergegeven met uw
geschatte finishtijd. De geschatte finishtijd is gebaseerd op
uw huidige prestaties en de resterende tijd.
3
Selecteer
.
4
Selecteer
om de timer te starten.
5
Blader zo nodig om het Virtual Partner scherm te bekijken.
6
Selecteer
> Bewaar rit nadat u uw activiteit hebt voltooid.
6
7).
3).
4).
Persoonlijke records
Bij het voltooien van een rit worden op het toestel eventuele
nieuwe persoonlijke records weergegeven die u tijdens deze rit
hebt gevestigd. Tot uw persoonlijke records behoren uw snelste
tijd over een standaardafstand, uw langste rit en de grootste
stijging tijdens een rit.
Uw persoonlijke records weergeven
Selecteer
> Mijn statistieken > Persoonlijke records.
Een persoonlijk record terugzetten
U kunt elk persoonlijk record terugzetten op de vorige waarde.
1
Selecteer
> Mijn statistieken > Persoonlijke records.
2
Selecteer een record om terug te zetten op de vorige waarde.
3
Selecteer Vorig record >
OPMERKING: Opgeslagen activiteiten worden op deze
manier niet gewist.
Een persoonlijk record verwijderen
1
Selecteer
> Mijn statistieken > Persoonlijke records.
2
Selecteer een persoonlijk record.
3
Selecteer
>
.
Trainingszones
• Hartslagzones
(Uw hartslagzones instellen, pagina
• Vermogenszones
(Uw vermogenszones instellen,
pagina
14)
Navigatie
Navigatiefuncties en -instellingen worden ook gebruikt bij het
navigeren van koersen
(Koersen, pagina
(Segmenten, pagina
3).
• Locaties en plaatsen zoeken
• Een koers plannen
(Koersen, pagina
• Route-instellingen
(Route-instellingen, pagina
• Kaartinstellingen
(Kaartinstellingen, pagina
Locaties
U kunt op het toestel locaties vastleggen en bewaren.
Uw locatie markeren
Voordat u een locatie kunt markeren, dient u satellieten te
zoeken.
Als u oriëntatiepunten wilt onthouden of wilt terugkeren naar een
bepaald punt, markeer dan de locatie op de kaart.
1
Maak een rit.
2
Selecteer Navigatie >
Locaties opslaan vanaf de kaart
1
Selecteer Navigatie >
Een punt op de kaart.
2
Zoek de gewenste locatie op de kaart.
3
Selecteer de locatie.
Er verschijnt informatie over de locatie boven aan de kaart.
4
Selecteer de informatie over de locatie.
5
Selecteer
>
.
Naar een locatie navigeren
1
Selecteer Navigatie.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer Zoekfuncties om naar een nuttig punt (POI),
stad, kruispunt of locatie met bekende coördinaten te
navigeren.
.
12)
7) en segmenten
(Locaties, pagina
6)
7)
8)
9)
> Markeer positie >
.
> Selecteer het zoekgebied >
Navigatie