Waarschuwingslampje gloeibougie
Het indicatielampje van de gloeibougie (Fig. 19) gaat
branden als de gloeibougies in werking zijn.
Parkeerrem
Telkens als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem
(Fig. 19) in werking stellen om te voorkomen dat de
machine per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem
in werking te stellen, moet u de hendel omhoog duwen. De
motor zal afslaan als het tractiepedaal is ingetrapt terwijl de
parkeerrem in werking is gesteld.
Vergrendeling hefhendel
Zet de vergrendeling van hefhendel (Fig. 19) naar achteren
om te voorkomen dat de maaieenheden naar beneden vallen.
Brandstofmeter
De brandstofmeter (Fig. 20) geeft aan hoeveel brandstof er
in de tank zit.
Stoelverstelling
Verstelling in lengterichting (Fig. 20) – Beweeg de hendel
op de zijkant van de stoel naar buiten, schuif de stoel in de
gewenste positie en laat de hendel los om de stoel in deze
positie te vergrendelen.
2
Figuur 20
1. Hendel voor verstelling in
lengterichting
1
2. Brandstofmeter
23
Starten en stoppen van de motor
Belangrijk
Het brandstofsysteem moet worden ontlucht
indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan.
• Eerste keer starten van een nieuwe motor.
• De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
• Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan
onderdelen van het brandstofsysteem; bijv. nieuw filter
gemonteerd, enz.
Zie Het brandstofsysteem ontluchten, blz. 24.
1. Zorg ervoor dat de parkeerrem in werking is gesteld en
de maaidekschakelaar is uitgeschakeld.
2. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het
pedaal in de neutraalstand staat.
3. Zet de gashendel op halfgas.
4. Draai het sleuteltje in de schakelaar op Aan/Voor-
gloeien totdat het indicatielampje van de gloeibougie
dooft (ongeveer 7 seconden); draai daarna het sleuteltje
op Start om de startmotor in werking te stellen. Laat het
sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje komt
automatisch op Aan/Lopen.
Belangrijk
Om te voorkomen dat de startmotor
oververhit raakt, mag u de startmotor niet langer dan 15
seconden in werking stellen. Als u de motor 10 seconden
achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden wachten
voordat u een nieuwe startpoging doet.
5. Als de motor voor de eerste keer wordt gestart of de
motor een revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine
een of twee minuten in de vooruit- en de achteruit-stand
laten werken. Controleer ook de werking van de
hefhendel en de maaidekschakelaar om er zeker van te
zijn dat alle onderdelen naar behoren functioneren.
Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de
stuurreacties te controleren; Zet vervolgens de motor af en
controleer op olielekken, losse onderdelen en andere
waarneembare defecten.
Voorzichtig
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn voordat u
controleert op olielekken, losse onderdelen en
andere waarneembare defecten.
6. Om de motor af te zetten, moet u de gashendel op
Stationair zetten, de maaidekschakelaar uitschakelen en
het contactsleuteltje op Uit draaien. Verwijder het
sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor
per ongeluk start.