Contactschakelaar
De contactschakelaar (Fig. 19), waarmee de motor wordt
gestart, afgezet en voorgegloeid, heeft drie standen: Uit,
Aan/Voorgloeien en Start. Draai het sleuteltje op Aan/Voor-
gloeien totdat het indicatielampje van de gloeibougie dooft
(ongeveer 7 seconden); draai daarna het contactsleuteltje op
Start om de startmotor in werking te stellen. Laat het
sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje komt
automatisch op Aan/Lopen. Om de motor af te zetten,
draait u het sleuteltje op Uit. Verwijder het sleuteltje uit het
contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start.
Gashendel
U zet de gashendel (Fig. 19) naar voren om het
motortoerental te verhogen en naar achteren om het
toerental te verlagen.
Maaidekschakelaar
De maaidekschakelaar (Fig. 19) heeft twee standen:
Inschakelen en Uitschakelen. De tuimelschakelaar bedient
een solenoïdeklep op de kleppenset om de maaidekken aan
te drijven.
7
8
10
11
Figuur 19
1. Gashendel
2. Urenteller
3. Temperatuurlampje
4. Oliedruklampje
5. Waarschuwingslampje
van gloeibougie
6. Lampje van
wisselstroomdynamo
4
3
2
6
5
9
1
7. Maaidekschakelaar
8. Schakelhendel van
maaidek
9. Contactschakelaar
10. Parkeerrem
11. Vergrendeling hefhendel
22
Urenteller
De urenteller (Fig. 19) toont het aantal uren dat de machine
in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als de
contactschakelaar op Aan staat.
Schakelhendel van maaidek
Om de maaidekken neer te laten op de grond, moet u de
schakelhendel van de maaidekken (Fig. 19) naar voren
bewegen. De maaidekken komen pas neer als de motor
loopt. Om de maaidekken op te heffen, trekt u de
schakelhendel naar achteren in de stand Opheffen.
Zet de hendel naar rechts of links om de maaidekken in
dezelfde richting te laten bewegen. Dit mag uitsluitend
worden gedaan als de maaidekken zijn opgeheven, of als zij
op de grond zijn en de machine in beweging is.
Opmerking: De hendel hoeft niet in vooruit-stand te
worden gehouden als de maaidekken worden neergelaten.
Gevaar
Als de maaidekken worden geschakeld terwijl de
machine heuvelafwaarts rijdt, vermindert de
stabiliteit van de machine. Hierdoor kan de
machine omkiepen, waardoor lichamelijk of
dodelijk letsel kan ontstaan.
Schakel de maaidekken als u een helling op rijdt.
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
Het waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftemperatuur
(Fig. 19) gaat branden als de temperatuur van de koelvloei-
stof te hoog wordt. Als de tractie-eenheid niet tot stilstand
wordt gebracht en de temperatuur van de koelvloeistof stijgt
nog eens 5°C, zal de motor afslaan.
Oliedruklampje
Het oliedruklampje (Fig. 19) licht op als de motoroliedruk
gevaarlijk laag is.
Lampje van wisselstroomdynamo
Het lampje van de wisselstroomdynamo (Fig. 19) mag niet
branden als de motor loopt. Als het lampje brandt, moet u
het opladingsysteem controleren en indien nodig repareren.