Figuur 3
Aanbevolen installatie afvoer naar atmosfeer
Uitlaatleiding
Afvoer
op laag
Zo kort
punt
mogelijk
Bovenkant vat
Afgeronde
leiding
JOS-E, JBS-E, JLT*-JBS-E, JLT*-JOS-E kleppen
Handleiding voor installatie en onderhoud
3.4 Uitlaatleiding
De uitlaatleiding dient eenvoudig en kort te zijn. Het wordt aanbevolen om voor niet-
gevaarlijke media, waar mogelijk, een korte afvoerpijp of verticale standpijp met een bocht
met grote radius direct naar de atmosfeer aan te sluiten. Zo'n afvoerleiding dient ten minste
even groot te zijn als de uitlaatmaat van de klep.
Deksel
Alle uitlaatleidingen dienen zo direct mogelijk naar het uiteindelijke afvoerpunt te lopen. Het
effluent van de klep moet veilig worden afgevoerd.
Als een afvoerleiding lang is, overweeg dan het gebruik van bochten met een grote radius
en het verlagen van hoge spanningen op de leidingen door expansiestukken en goede
ondersteuning te gebruiken, zodat zwaaien en trillen van leidingen tijdens bedrijf worden
geminimaliseerd. Er is een adequate aftap nodig om te voorkomen dat corrosieve media zich
ophopen bij de afvoerzijde van het veiligheidstoestel. Waar nodig zullen in de uitlaatleiding
afvoeren op een laag punt worden voorzien. Er dient vooral voor te worden gezorgd dat de
uitlaatleidingen zijn gericht op of worden geleid naar een veilige afvoerlocatie. Bij installaties
waar het veiligheidstoestel in een gesloten systeem afblaast, moet men er voor zorgen dat
Bocht met
grote radius
opgebouwde en opgelegde tegendruk op de juiste wijze zijn berekend, gespecificeerd en dat
Vrije
hiermee rekening is gehouden bij het vaststellen van de maat en het kiezen van de klep.
steun
Waar men verwacht dat de opgebouwde tegendruk 10% van de insteldruk zal overschrijden,
of wanneer de opgelegde tegendruk variabel is, is een gebalanceerde klep nodig.
4. Hydrostatische-druktesten
4.1 Hydrostatische test van vat of systeem
Wanneer een drukvat of -systeem een hydrostatische test moet ondergaan, wordt aanbevolen
dat elk veiligheidstoestel wordt verwijderd en dat hier een blindflens voor in de plaats wordt
gezet. Deze gang van zaken voorkomt de mogelijke beschadiging van het veiligheidstoestel.
Verbogen spindels en beschadigde klepzittingen zijn problemen die kunnen worden
veroorzaakt door onjuiste hydrostatische-testprocedures.
Blindflenzen moeten worden verwijderd en de veiligheidstoestellen moeten opnieuw worden
geïnstalleerd, voordat het vat in gebruik wordt genomen.
Wanneer de hydrostatische testen moeten worden uitgevoerd met de klep op z'n plaats, moet
een blokkeerbout worden gebruikt. Bij de JOS-E/JBS-E-kleppen van Crosby is een voorziening
aanwezig voor het aanbrengen van een blokkering die op elke soort kap kan worden geplaatst.
In het geval van een Type C kap met lichthendel, moet de lichthendel vóór de hydrostatische
testen worden vervangen door een kap en blokkeerbout. Wanneer blokkeerbouten worden
gebruikt, moet er voor worden gezorgd dat ze niet te vast aangedraaid worden, omdat dit de
spindel en klepzitting kan beschadigen. Een handvast aangedraaide blokkeerbout zal meestal
voldoende kracht leveren om de klep gesloten te houden.
Na de hydrostatische test, moet de blokkeerbout (beugel) worden verwijderd en worden
vervangen door een plug of een kap zonder blokkeerbout.
4.2 Hydrostatische test van afvoersysteem
Wanneer een hydrostatische test moet worden uitgevoerd op de uitlaatleiding met de klep
op zijn plaats, moet er vooral voor worden gezorgd dat de ontwerpdruk van de uitlaat van
het veiligheidstoestel niet wordt overschreden. De uitlaatzijde van een veiligheidstoestel
staat bekend als de secundaire drukzone. Deze zone is normaal ontworpen voor een lager
drukniveau dan de inlaat en is veelal ontworpen voor een lagere druk dan de drukklasse van
de uitlaatflens. Dit is vooral het geval bij gebalanceerde balgontwerpen en bij de grotere
klepmaten.
Raadpleeg de Crosby productspecificaties voor de grenzen van de tegendruk voor de JOS-E/
JBS-E of JLT-E kleppen.
Wijzigingen voorbehouden
blz. 5