6 Breng de computerbehuizing opnieuw aan (zie het gedeelte "De
computerbehuizing opnieuw aanbrengen" op pagina 121).
KENNISGEVING:
de kabel op de netwerkaansluiting of netwerkpoort aansluiten en vervolgens de
stekker van het andere uiteinde van de kabel op de computer aansluiten.
7 Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en
zet ze vervolgens aan.
8 Druk op <F1> om door te gaan wanneer het bericht dat de
geheugencapaciteit is gewijzigd wordt weergegeven.
9 Meld u aan op de computer.
10 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Deze computer op uw
Windows-bureaublad en klik op Eigenschappen.
11 Klik op het tabblad Algemeen.
12 Controleer de hoeveelheid weergegeven geheugen (RAM), om te verifiëren
of het geheugen juist is geïnstalleerd.
Geheugen verwijderen
LET OP:
Voordat u met de procedures in dit gedeelte begint, dient u de
veiligheidsinstructies op te volgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING:
onderdelen door uzelf te aarden met een speciale polsriem of door regelmatig een
ongeschilderd metalen oppervlak op de computerbehuizing aan te raken.
1 Volg de instructies in het gedeelte "Voordat u begint" op pagina 9.
2 Verwijder de computerbehuizing (zie het gedeelte "De computerkap
verwijderen" op pagina 13).
3 Druk de borgklemmen aan de uiteinden van de
geheugenmoduleconnector naar buiten.
4 Pak de geheugenmodule vast en trek deze omhoog.
Indien de module moeilijk is te verwijderen, dient u de module voorzichtig
heen en weer te bewegen terwijl u deze omhoog trekt.
Om een netwerkkabel aan te sluiten moet u eerst de stekker van
Voorkom elektrostatische ontladingen en schade aan interne
Geheugen
29