8. INSTALLATIE EN
INGEBRUIKNEMING
Het apparaat mag uitsluitend
worden geïnstalleerd en voor het
eerst in werking worden gesteld
door een geautoriseerd
techniciensen. Na installatie dient
deze techniciensen een
installatieverklaring af te geven,
welke bewaard moet worden bij de
overige bij de compressor
behorende documenten.
8.1 Omgevingscondities
• Het apparaat mag alleen worden
geïnstalleerd en gebruikt in droge, goed
geventileerde en stofvrije ruimtes.
• De compressor moet zo geïnstalleerd
worden dat deze gemakkelijk bediend en
onderhouden kan worden en het
typeplaatje gemakkelijk toegankelijk is.
• Het apparaat moet worden neergezet op
een vlakke en voldoende stabiele
ondergrond
(compressorgewicht ca.87 kg).
Voor het dempen van trillingen moet de
meegeleverde trillingsdemper gemonteerd
zijn.
De aanzuigzijde van het luchtfilter
en de ventilatielamellen van het
aggregaat moeten vrij zijn en zich
op voldoende afstand van de muur
bevinden (ca. 20 centimeter).
In de netaansluitleiding en de
luchtslangen mogen geen knikken
zitten.
Omdat de compressor automa-
tisch start zodra de druk in het
drukvat tot onder een bepaalde
waarde is gedaald, moet er in de
buurt van het apparaat een
waarschuwingssymbool volgens
ISO 7000-0017 worden
aangebracht waarop dit is
aangegeven.
11