8
Meten van de aardingsweerstand (functie R
De aardingsweerstand is de som van de weerstand van de aarding (R
en de weerstand van de aardleiding.
De aardingsweerstand wordt bij benadering via een "aardcircuitweer-
standsmeting" bepaald. De bij deze methode gemeten weerstand-
swaarde R ESchl bevat ook de weerstandswaarde van de gebruiksaarding
R B en van de buitenleiding L. Voor het bepalen van de aardingsweerstand
moeten deze beide waarden van de gemeten waarde worden afge-
trokken.
Als de doorsneden van de leidingen (buitenleiding L en neutrale leiding N)
gelijk zijn, dan is de weerstand van de buitenleiding half zo groot als de
netimpedantie Z I (buitenleiding + neutrale leiding).
mag volgens DIN VDE 0100 "0 Ω tot 2 Ω"
De gebruiksaarding R
B
bedragen.
De aardingsweerstand wordt volgens de volgende verhouding berekend:
R
=
R
E
Bij het berekenen van de aardingsweerstand is het zinvol om geen reken-
ing te houden met de weerstandswaarde van de gebruiksaardeg R
omdat deze waarde meestal niet bekend is.
De berekende weerstandswaarde omvat dan als extra veiligheid de weer-
stand van de gebruiksaarde.
De netimpedantie Z kan alleen met de 3-fasen-meetadapter (toebehoren)
in positie Z
worden gemeten.
Schl
Aanwijzing
Stoorspanningen aan de beschermingsleiding PE of aan de aarde
beïnvloeden het meetresultaat niet. Deze kunnen door middel van
een spanningsmeting (met de teststeker) worden gemeten.
Indien er tijdens de meting gevaarlijke aanraakspanningen (> 50 V)
voorkomen, dan wordt de meting afgebroken en volgt er een
veiligheidsafschakeling.
22
)
E
1
⋅
–
-- -
R
–
R
ESchl
I
B
2
Aansluiting
)
A
R
R
B
8.1
Meten
automatische keuze van het meetbereik
,
B
L1
L2
L3
N
PE
E
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
START