6
Meten van foutstroom (FI)-aardlekschakelingen
Het meten van foutstroom(FI)-aardlekschakelingen omvat het inspecteren,
het testen en het meten.
Voor het testen en meten wordt de PROFiTEST
Meetmethode
Overeenkomstig DIN VDE 0100 is aan te tonen, dat
–
de bij de nominale foutstroom optredende aanraakspanning de voor
de installatie maximaal toegestane waarde niet overschrijdt.
–
de foutstroom-aardlekschakelaars bij een nominale foutstroom bin-
nen de 400 ms (1000 ms bij selectieve aardlekschakelaar) uitschake-
len.
Voor het bepalen van de bij de nominale foutstroom optredende aanraak-
spanning U
meet het instrument met een stroom die slechts ca.
IΔN
de nominale foutstroom bedraagt. Hierdoor wordt verhinderd, dat daarbij
de aardlekschakelaar uitgeschakeld wordt.
Het bijzondere voordeel van deze meetmethode is, dat op iedere contact-
doos de aanraakspanning eenvoudig en snel gemeten kan worden, zon-
der dat de aardlekschakelaar uitgeschakeld wordt.
De anders gebruikelijke en omvangrijke meetmethode om de werkzaam-
heid van de aardlekschakelingen op een bepaalde plaats te testen en om
aan te tonen dat alle andere beveiligende onderdelen van de installatie via
de PE-leiding met deze meetpositie laagohmig en veilig verbonden zijn,
kan hiermee komen te vervallen.
Aansluiting
Fi
R
R
E
B
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
6.1
®
C gebruikt.
1
/
van
3
➭
➭
➭
➭
In het LCD-display worden de aanraakspanning U
stroom berust) en de berekende aardingsweerstand R
L1
L2
L3
N
PE
Meten van de (op nominale foutstroom betrekking hebbende)
1
aanraakspanning met
/
van de nominale foutstroom
3
Kies het meten van de aanraakspanning via de toets U
Leg de nominale foutstroom vast van de gebruikte aardlekschakelaar
via de toets IΔN .
Indien de grenswaarde van de aanraakspanning van 50 V afwijkt of
indien het gaat om een selectieve aardlekschakelaar, dan moet via de
toets TYP de overeenkomstige waarde van tevoren worden gekozen.
Start de meting via een korte druk op de toets START.
Aanwijzing
Stoorspanningen aan de aardleiding PE of aan de aarde beïnv-
loeden het meetresultaat niet, zolang zij kleiner zijn dan 25 V. Zij
kunnen gemeten worden door middel van een spanningmeting
met de teststeker.
Indien de voorstromen in de installatie echt groot zijn, of indien er
een te hoge meetstroom voor de schakelaar wordt gekozen, dan
kan het gebeuren dat de aardlekschakelaar uitschakelt.
In dit geval verschijnt in het display de melding "Stop! Geen
stroom. A.u.b. zekering controleren".
START
/t
.
IΔN
A
(op nominale fout-
IΔN
weergegeven.
E
15