Inhoudsopgave
Advertenties
Onderhoud van de wielen
De wielen verwijderen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. Verwijder de bout, het afstandstuk van het wiel en de
borgmoer waarmee het wiel is gemonteerd op de
draaiarm (Fig. 34).
Figuur 34
1. Borgmoeren
2. Afstandstuk van wiel
3. Lager/naaf-stel
4. Afstandstuk van lager
5. Wielhelft
4. Verwijder de wielhelften van het wiel door de vier
bouten en de vier borgmoeren los te draaien (Fig. 34).
Opmerking: Als de lagers moeten worden verwijderd van
het lager/naaf-stel, dient u te drukken op het afstandstuk
van het lager (Fig. 34).
De wielen monteren
1. Plaats de band op een wielhelft en breng de lippen op
elke band in één lijn (Fig. 34).
2. Plaats het lager/naaf-stel in de middelste opening van
de wielhelft. Zorg ervoor dat de ondersteuningen van
de naaf zijn geplaatst op de flens van de opening
(Fig. 34).
3. Plaats de andere wielhelft op het lager/naaf-stel en
breng het wiel, de lippen van de banden en de
montagegaten op één lijn (Fig. 34).
4. Zet de wielhelften niet te strak aan elkaar. Gebruik
hiervoor twee volledig getapte bouten (1/4–20 x
1,50 inch) en niet-borgende moeren. Draai de
schroeven of bouten in de tegenoverliggende gaten
(Fig. 34).
m-209
6. Kunststofkap (alleen
achterwielen)
7. Lip
8. Lager (2)
9. Bout
24
5. Controleer of alle onderdelen in één lijn staan en draai
de schroeven vast. Draai de schroeven afwisselend aan
een zijde vast ten behoeve van een gelijkmatige
montage totdat de wielhelften tegen elkaar zitten
(Fig. 34).
6. Plaats de twee bouten en twee contramoeren, die u
eerder hebt verwijderd, in de overblijvende gaten in de
wielhelften en draai ze vast. Verwijder de 2 lange
bouten en vervang ze door 2 bouten en 2 borgmoeren
(Fig. 34).
7. Monteer het wiel weer op de draaiarm met de bouten,
het afstandstuk en een borgmoer. Zorg ervoor dat het
afstandstuk is geplaatst tussen de wielnaaf en de
draaiarm (Fig. 34).
Benzine aftappen uit de
brandstoftank
1. Zet de motor af en wacht tot deze is afgekoeld.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 4).
4. Laat de brandstof met behulp van een hevel in een
schone, goedgekeurd benzinevat lopen.
5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
6. Laat de motor draaien totdat deze afslaat.
7. Start de motor opnieuw om er zeker van te zijn dat er
geen benzine meer in de carburateur is.
Advertenties
Inhoudsopgave
