Inhoudsopgave
Advertenties
Wanneer de vraag afneemt, verlaagt de primaire pomp zijn frequentie en schakelt de omvormer geleidelijk de
D.O.L 2 pomp en de D.O.L pomp uit. 1.
Indien de parameter Alternance is ingesteld op ON , worden de D.O.L.-pompen gestart met wisselende prioriteit.
11.2.2. Elektrische aansluitingen.
DOL 2
NO4 COM4 NC4
11.2.3. Programmeren.
Menu
Control. param.
Pump DOL 1
Control. param.
Pump DOL 2
Control. param.
Alternance
Control. param.
Start delay AUX
Control. param.
Delta control
Control. param.
Delta stop
11.3. Pompunit met variabele snelheid met twee of meer pompen in
COMBO.
De eenheid bestaat uit twee of meer pompen (tot 8), elk aangestuurd door een omvormer, elk met een eigen
druksensor. De omvormers zijn met elkaar verbonden via de seriële lijn RS485.
Eén omvormer wordt als master geconfigureerd (adres 00) terwijl de andere omvormers als slaves worden geconfi-
gureerd (adressen 01 tot 07).
OPMERKING
Elke omvormer moet zijn eigen druksensor hebben.
11.3.1. Cascade werkingsprincipe.
Cascadewerking is de standaardwerking in COMBO-modus.
Wanneer er vraag is naar water, wordt een pomp gestart met een variabele snelheid, afhankelijk van de vraag.
Naarmate de vraag toeneemt en de maximumfrequentie wordt bereikt, wordt een tweede pomp opgestart.
Een verdere vraag naar water leidt tot een verhoging van de pompfrequentie totdat, wanneer de maximumfrequen-
tie is bereikt, een derde pomp wordt gestart, enzovoort.
Als de vraag afneemt, verlaagt de laatst opgestarte pomp zijn frequentie tot hij uitschakelt.
48
VASCO - VAriable Speed COntroller
INVERTER
DOL 1
NO3 COM3 NC3
Parameter
ON om te activeren / OFF om te deactiveren
ON om te activeren / OFF om te deactiveren
ON om te activeren / OFF om te deactiveren
Om cyclisch in- en uitschakelen van de D.O.L.-pompen te voorkomen, is het aan te
bevelen deze op ten minste 1 s in te stellen.
Om cyclisch in- en uitschakelen van de D.O.L.-pompen te voorkomen, wordt aanbe-
volen een waarde in te stellen die hoog genoeg is om ervoor te zorgen dat, wanneer
de D.O.L.-pomp wordt ingeschakeld, de variabele snelheidspomp draait met een
hogere frequentie dan zijn minimumfrequentie bij nuldebiet.
Om cyclisch in- en uitschakelen van de D.O.L.-pompen te voorkomen, is het raad-
zaam een waarde in te stellen die hoog genoeg is, zodat, wanneer de D.O.L.-pomp
wordt ingeschakeld, de druk niet boven deze waarde stijgt.
DIG. INPUT 1 = N.C.
PILOT 1
PILOT 2
DIG. INPUT
DIG. INPUT
0V
IN1
0V
Waarde
IN1
Advertenties
Inhoudsopgave
