Parameter
Default
Ramp f min mot.
t = XX [sec]
PWM
f = XX [kHz ]
V/f lin.-> quad.
80%
XXX %
Rotation sense
--->
---> / <---
Motor tuning
ENT to access
Resistenza mot.
Rs=XXX.XX [Ohm]
Motor inductance
Ls=XXX.XX [mH]
FOC dynamics
200
XXX
FOC speed
5
XXX
Autorestart
OFF
ON/OFF
Change PASSWORD2
Press ENT
VASCO - VAriable Speed COntroller
Omschrijving
Tijd waarin de motor zijn minimumfrequentie bereikt vanuit stilstand (Min motor freq.) en vice versa.
Hz
1
2
3
6
1: Max motor freq.; 2: Freq.min.control ; 3: Min motor freq.; 4: PI control; 5: Ramp up time; 6: Ramp f
min mot. ; 7: Ramp down time; 8: Stop delay; 9: Control ramp; 10: Ramp f min mot.
Modulatiefrequentie van de omvormer.
U kunt kiezen tussen 2,5, 4, 6, 8, 10 kHz, afhankelijk van het omvormermodel.
Hogere waarden komen overeen met een meer getrouwe reconstructie van de sinusgolf. Bij gebruik
van zeer lange motorkabels (>20 m) wordt aanbevolen de uitgangsfilters, die op verzoek kunnen
worden geleverd, tussen de omvormer en de motor te plaatsen, en de juiste PWM-parameterwaarde
in te stellen overeenkomstig het type filter en de lengte van de kabel. Dit vermindert de kans op
spanningspieken aan de ingang van de motor en beschermt tegelijkertijd de isolatie van de wikkeling.
Lagere waarden verminderen de opwarming van de omvormer.
Met deze parameter kunt u de V/f-karakteristiek wijzigen waarmee het apparaat de motor voedt.
De lineaire karakteristiek komt overeen met een constante koppelkarakteristiek bij variërende om-
wentelingen. De kwadratische karakteristiek komt overeen met een variabele koppelkarakteristiek
en is in het algemeen geschikt voor gebruik met centrifugaalpompen. De koppelkarakteristiek moet
zodanig worden gekozen dat een soepele werking, een vermindering van het energieverbruik en een
vermindering van de verwarming en van het motorgeluid zijn gewaarborgd. Bij eenfasemotoren wordt
aanbevolen V/f lineair (0%) in te stellen.
Draairichting van de motor. Mocht de motor in de verkeerde richting draaien, dan is het mogelijk de
draairichting om te keren zonder de fasevolgorde in de aansluiting te moeten veranderen.
LET OP
Wanneer er meerdere pompen in een COMBO-unit zijn, wordt aanbevolen dezelf-
de fasevolgorde te gebruiken bij het aansluiten van de motoren en dezelfde draai-
richting in te stellen.
Als het apparaat een "FOC-ready" apparaat is, moet vóór de inbedrijfstelling een motorkalibratie
worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING
Lees het hoofdstuk over FOC motorbesturing aandachtig door.
Handmatige instelling van de statorweerstand.
Handmatige instelling van statorinductantie.
Instelling van de controledynamiek van het FOC-algoritme.
Instelling van de controlesnelheid van het FOC-algoritme.
Als ON is geselecteerd, zal het apparaat bij terugkeer van de netspanning na een stroomstoring
terugkeren naar de toestand waarin het zich vóór de stroomstoring bevond. Dit betekent dat als de
pomp werkte, hij weer zal gaan werken
Het wachtwoord voor het geavanceerd niveau (niveau 2) (standaard 002) kan worden gewijzigd met
de ENT-toets.
4
7
5
8
9
10
Sec.
43