Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Opstellingsvoorwaarden - REMKO VRS E Series Bedienings- En Installatiehandleiding

Universele verwarmingsautomaten voor olie- en gasstook
Inhoudsopgave

Advertenties

Opstellingsvoorwaarden

Bij de opstelling van de apparaten
moeten in principe altijd de richtlijnen
van de nationale bouwverordening en
verordening voor verbrandingsinstallaties
van het desbetreffende land worden
aangehouden.
De eerste verordening voor
de uitvoer van de nationale
immissiebescherming (1e BImSchG
in Duitsland) en daarna de wettelijke
voorschriften van de verordening
over kleine verbrandingsinstallatie
(1e BImSchV in Duitsland) moeten
eveneens worden gebruikt.
Maar hierbij zijn met name
luchtverwarmers van enkele
punten uitgesloten.
AANWIJZING
Er mogen uitsluitend
constructiegeteste blaasunit-
oliebranders (conform DIN
EN 267) in WLE-uitvoering
of gasbranders (conform
DIN EN 676) worden gebruikt.
AANWIJZING
Wanneer de apparaten af fabriek
met een olie- of gasbrander
worden geleverd, is een separate
gebruikshandleiding voor
de brander bijgevoegd.
LET OP
De apparaten moeten dusdanig
worden opgesteld en gemonteerd dat
deze altijd eenvoudig toegankelijk
zijn voor controle-, reparatie-
en onderhoudswerkzaamheden.
LET OP
Onder- of bovendruk in
de opstellingsruimte moet worden
vermeden, aangezien dit onvermijdelijk
tot verbrandingstechnische storingen
leidt.
Keuze van de opstellingslocatie
Bij het vastleggen van
de opstellingslocatie moeten
de vereisten worden afgestemd
wat betreft:
1. Brandveiligheid en bedrijfsrisico's.
2. Functie:
Ruimteverwarming vrijblazend
of met kanaalsysteem.
De drukomstandigheden in de
opstellingsruimte in acht
nemen.
3. Bedrijfsmatige belangen:
warmtebehoefte,
luchtvolumestroom, circulatie-
of buitenluchtwerking,
luchtvochtigheid, luchtverdeling,
ruimtetemperatuur, benodigde
ruimte.
4. Aansluitmogelijkheid op een
afzuigsysteem.
Olie- en gasgestookte
luchtverwarmers (ook met een
nominaal verwarmingsvermogen
van meer dan 50 kW) kunnen in het
algemeen buiten de ketelruimten
worden geïnstalleerd, conform
de FeuVo (verordening voor
verbrandingsinstallaties).
De richtlijn van de bouwautoriteiten
voor de "plaatsing en installatie
van haarden" moet in acht worden
genomen.
Voor ruimten waarin gemakkelijk
ontvlambare stoffen of mengsels
in zodanige hoeveelheden
worden verwerkt, opgeslagen
of vervaardigd dat zij een
ontstekingsgevaar opleveren,
kunnen uitzonderingen gemaakt
worden, wanneer door passende
maatregelen gegarandeerd is dat
de stoffen of niet door de haard
kunnen ontbranden.
Verbrandingsluchtvoorziening
Voldoende toevoer van
de verbrandingslucht moet in het
algemeen worden gewaarborgd
door de betreffende toezichteisen
van de bouwautoriteiten.
Uittreksels van het M-FeuVO
(kunnen per deelstaat enigszins
afwijken).
(1) Bij ruimteluchtafhankelijke
haarden met een totaal nominaal
verwarmingsvermogen tot 35 kW
geldt de verbrandingsluchttoevoer
als aangetoond, wanneer
de haarden in een ruimte zijn
geplaatst die:
1. ten minste één deur naar
buiten of één raam dat
geopend kan worden (ruimtes
met aansluiting naar buiten)
en een volume van ten minste
3
4 m
per kW totaal nominaal
verwarmingsvermogen heeft of
2. een opening naar buiten
met een vrije doorsnede van
2
ten minste 150 cm
of twee
openingen van elk 75 cm
of leidingen naar buiten met een
doorsnede die gelijkwaardig is aan
de doorsnede van het debiet.
(2) Bij ruimteluchtafhankelijke
haarden met een
totaal nominaal
verwarmingsvermogen van
meer dan 35 kW en niet
meer dan 50 kW geldt
de verbrandingsluchttoevoer
als aangetoond, wanneer
de haarden in ruimten zijn
geplaatst die aan de eisen
conform alinea 1 nr. 2 voldoen.
(3) Bij ruimteluchtafhankelijke
haarden met een totaal
nominaal verwarmingsvermogen
van meer dan 50 kW geldt
de verbrandingsluchttoevoer
als aangetoond,
2
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave