Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Individuele Rookgasafvoer - AO Smith Upsilon UB-70 Installatie- En Servicemanual

Inhoudsopgave

Advertenties

7.4 Individuele rookgasafvoer

Keuze voor individuele rookgasafvoer wordt bepaald door:
-
Gunstige plaatsing ketels ten opzichte van uitmondingsgebied (muur of dak)
-
Beperkte ruimte boven de ketels
-
Gering aantal ketels
Er kan gekozen worden voor:
-
Dakdoorvoer (schuin of plat dak)
-
Geveldoorvoer
A.O.Smith levert de volgende dak- en geveldoorvoeren:
0310754
0310758
Eventuele bijbehoren:
0306017
0302509
Voor de benodigde pijpen en bochten e.d. verwijzen wij naar de A.O.Smith
rookgasafvoerdocumentatie.
Indien voor ander rookgasafvoer- en luchttoevoermateriaal gekozen wordt, moet het
materiaal voorzien zijn van het KOMO label.
De ketel produceert, wanneer het in bedrijf is, een witte condenspluim. Deze
condenspluim is onschadelijk maar kan, met name bij uitmondingen in de gevel,
als hinderlijk ervaren worden. Daarom verdient een bovendakse uitmonding de
voorkeur.
Plaats dakdoorvoeren bij een gesloten opstelling op gelijke hoogte, zodat de
rookgasafvoer van de ene ketel niet door de andere ketel kan worden aangezogen
(recirculatie). Recirculatie van rookgassen kan ook ontstaan bij uitmonding in
nissen en in de nabijheid van opgetrokken muren. Recirculatie dient ten allen tijde
voorkomen te worden.
Afschot
Het afvoersysteem dient bij horizontale delen altijd onder afschot (50 mm/m) naar de
ketel aangebracht te worden, zodat zich geen condenswater in het afvoersysteem
kan verzamelen. Door het teruglopen van het condenswater naar de ketel is de kans
op ijspegelvorming aan de dakdoorvoer minimaal. Bij horizontale uitmondingen dient
het toevoersysteem onder afschot naar buiten geplaatst te worden om inregenen te
voorkomen. Het plaatsen van een extra condensopvanginrichting in het afvoersysteem
is overbodig.
Aansluiten en beugelen
Een rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem moet altijd voorzien zijn van voldoende
afsteuning tegen de wand of dak door middel van beugels.
-
Fixeer altijd iedere bocht om of nabij de mof met een montagebeugel.
Enige uitzondering: de eerste mof vanaf de ketel indien beide pijpen korter zijn dan
25cm. Plaats de eerste beugel op maximaal 50cm vanaf de ketel.
-
Bij buislengten van meer dan 1 meter: plaats een niet-fi xerende beugel tussen de
fi xerende beugels.
-
Maximale beugelafstand horizontale en 45° hellende leidingen: 1 meter
Maximale beugelafstand verticale leidingen: 2 meter
Bij schachtenaansluiting:
-
Controleer of de leidingen behorende bij de schacht niet geblokkeerd en niet
beschadigd zijn.
-
Controleer of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd.
-
Markeer wat de rookgasafvoer en de luchttoevoer is.
-
Controleer of de stompen minimaal 50 mm uit de schacht steken. Beugel het laatste
element van de verbindingsleiding voor de doorvoer/schacht. Als dit laatste element
een bocht is, kan ook het voorliggende element gebeugeld worden.
Dakdoorvoer Ø100 - 150
Muurdoorvoer Ø100 - 150
Universele loden dakpan ø150
Universele plakplaat platdak ø150
23

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Upsilon ub-110Upsilon ub-140

Inhoudsopgave