— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroon borduren
Borduurpatronen worden geborduurd met een
draadwisseling na iedere kleur.
a
Bereid borduurdraad voor met de kleur die op
het scherm wordt weergegeven.
a
b
a Borduurramen die u kunt gebruiken om te
borduren
b Huidige kleurstap/Aantal kleuren in ontwerp
c Naam van huidige kleur
d Deel dat met de huidige kleur wordt geborduurd
e Deel dat met de volgende kleur wordt
geborduurd
• De draadkleurnummerset die is weergegeven
voor de draadkleuren kan worden gewijzigd.
Druk op
vervolgens de instelling in het
instellingenscherm. Voor meer informatie,
zie "LCD (liquid crystal display) scherm
bedienen" (pagina 160).
c
d
e
(instellingstoets) en wijzig
Voorbeeld: het geselecteerde
borduurdraadnummer
b
Plaats de borduurdraad en rijg de naald in.
• Zie "Bovendraad inrijgen" (pagina 31) en
"Naald inrijgen" (pagina 34).
Opmerking
Zet de persvoet omlaag voordat u de
naaldinrijger gebruikt.
c
Leid de draad door het gat in de borduurvoet
en houd hem losjes in uw linkerhand.
Laat de draad iets loshangen.
VOORZICHTIG
Als de draad te strak wordt getrokken, kan
de naald verbuigen of breken.
Zorg dat handen of voorwerpen de wagen
niet kunnen raken tijdens het borduren.
Het patroon kan anders scheeftrekken.
4
Borduren 167