— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
d
Begin met naaien.
Het patroon om de aanpassing te maken,
wordt genaaid.
De machine stopt wanneer het patroon is
voltooid.
e
Controleer het genaaide patroon.
Als het gedeelte van het patroon dat in de
afbeelding wordt aangegeven gelijkmatig is
genaaid, is het patroon correct uitgelijnd.
Als het patroon er als volgt uitziet, zijn de
steken verticaal niet goed uitgelijnd.
Als het patroon er als volgt uitziet, zijn de
steken horizontaal niet goed uitgelijnd.
Als het patroon niet correct is genaaid, past u
het naaiwerk als volgt aan.
f
Druk op
bedieningspaneel.
Het instellingenscherm verschijnt.
g
Druk op
Als u de verticale positie wilt aanpassen, drukt
u op
Als u de horizontale positie wilt aanpassen,
drukt u op
Maak afhankelijk van het resultaat de
benodigde aanpassingen.
Verticale patroonafstelling
Druk op
ontwerp te vergroten.
Druk op
ontwerp te verkleinen.
De diverse ingebouwde decoratieve patronen maken 137
(instellingstoets) op het
.
.
.
om de verticale ruimte in het
om de verticale ruimte in het
3