— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
NAAISTEKEN
Patroongegevens invoeren
Volg het patroon op het raster en programmeer het
patroon in de naaimachine.
a
Bevestig monogrammenvoet "N".
• Voor meer informatie, zie "Persvoet
verwisselen" (pagina 43).
b
Druk op
(naaistekentoets) op het
bedieningspaneel en selecteer
c
Kijk op de rasterset en geef de coördinaten van
de eerste punt op.
Geef de coördinaten op met behulp van
en druk op
d
Geef op of u enkelvoudig of drievoudig wilt
stikken tussen de punten.
is enkelvoudig stikken;
drievoudig stikken.
e
Geef de coördinaten van de tweede punt op en
druk vervolgens op
132
.
.
is
.
d
f
Herhaal stap
t/m
geven.
• Druk op
als u zich vergist bij het
invoeren van een punt. De vorige punt wordt
gewist.
Memo
Als u het patroon wilt bewerken, drukt u op
. U kunt punten invoegen, wissen en
verplaatsen als u minstens twee punten hebt
ingevoerd.
Voor meer informatie, zie "Patroongegevens
invoeren" (pagina 133).
g
Druk op
nadat alle punten zijn
ingevoerd.
Het borduurscherm verschijnt.
h
Geef op dezelfde manier als bij andere steken
de diverse steekinstellingen op, zoals
achteruitnaaien/verstevigingssteken.
• Druk op
om het patroon te corrigeren.
Memo
Het patroon dat u hebt ingevoerd, kan
worden opgeslagen voor later gebruik. Voor
meer informatie, zie "Patronen opslaan"
(pagina 129).
e
om elke punt op te