2.7
VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE
ACCU
IN
GEÏNSTALLEERD
EEN VONK KAN TOT HET EXPLODEREN VAN DE
ACCU LEIDEN. OM HET RISICO VAN VONKEN IN DE
BUURT VAN DE ACCU TE BEPERKEN:
1
Leg AC- en DC-snoeren zodanig dat ze niet kunnen
worden beschadigd door de motorkap, een portier of
een bewegend deel van de motor.
2
Blijf uit de buurt van ventilatorschoepen, riemen,
poelies
en
andere
veroorzaken.
3
Controleer de polariteit van de accu-aansluitingen. De
POSITIEVE (POS, P, +) accu-aansluiting heeft
meestal een grotere diameter dan de NEGATIEVE
(NEG, N,–) aansluiting.
4
Bepaal welke aansluiting van de accu is geaard via
het chassis (randaarde). Als de negatieve aansluiting
via het chassis is geaard (zoals in de meeste
voertuigen het geval is), zie (5). Als de positieve
aansluiting via het chassis is geaard, zie (6).
5
Voor een negatief geaard voertuig verbindt u de
POSITIEVE (ROOD) klem van de acculader met de
POSITIEVE (POS, P, +) niet-geaarde aansluiting van
de accu. Verbind de NEGATIEVE (ZWARTE) klem
met het voertuigchassis of het motorblok, weg van de
accu. Verbind de klem niet met de carburateur,
brandstofleidingen of delen van de carrosserie die van
plaatstaal zijn gemaakt. Verbind de klem met een
metalen deel van het frame van voldoende dikte of
met het motorblok.
6
Voor een positief geaard voertuig verbindt u de
POSITIEVE (ZWARTE) klem van de acculader met
de NEGATIEVE (NEG, N, -) niet-geaarde aansluiting
van de accu. Verbind de POSITIEVE (RODE) klem
met het voertuigchassis of het motorblok, weg van de
accu. Verbind de klem niet met de carburateur,
brandstofleidingen of delen van de carrosserie die van
plaatstaal zijn gemaakt. Verbind de klem met een
metalen deel van het frame van voldoende dikte of
met het motorblok.
7
Bij het loskoppelen van de lader zet u de schakelaars
op 'uit', koppelt u het AC-snoer los, neemt u de klem
van het voertuigchassis en neemt u vervolgens de
klem van de accu-aansluiting.
8
Zie de bedieningsinstructies voor informatie over de
duur van de laadtijd.
2.8
VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE
ACCU
ZICH
BUITEN
BEVINDT
EEN VONK IN DE BUURT VAN DE ACCU KAN TOT
HET EXPLODEREN VAN DE ACCU LEIDEN. OM HET
HET
VOERTUIG
delen
die
letsel
kunnen
HET
VOERTUIG
RISICO VAN VONKEN IN DE BUURT VAN DE ACCU TE
IS
BEPERKEN:
1
Controleer de polariteit van de accu-aansluitingen. De
POSITIEVE (POS, P, +) accu-aansluiting heeft
meestal een grotere diameter dan de NEGATIEVE
(NEG, N, –) aansluiting.
2
Verbind een minimaal 60,96 cm lange 6-maats (AWG)
geïsoleerde accukabel met de NEGATIEVE (NEG, N,
–) accu-aansluiting.
3
Verbind de POSITIEVE (RODE) klem van de lader
met de POSITIEVE (POS, P, +) aansluiting van de
accu.
4
Positioneer uzelf en het vrije uiteinde van de kabel zo
ver mogelijk van de accu vandaan, en sluit vervolgens
de NEGATIEVE (ZWARTE) klem van de lader aan op
het vrije uiteinde van de kabel.
5
Keer uw gezicht van de accu vandaan als u de laatste
aansluiting maakt.
6
Bij het loskoppelen van de lader gaat u altijd in
omgekeerde volgorde van de aansluitprocedure te
werk en verbreekt u eerst de verbinding terwijl u zo
ver van de accu vandaan bent als praktisch mogelijk
is.
7
Een scheepsaccu moet aan wal worden verwijderd en
opgeladen. Voor het opladen aan boord is apparatuur
nodig die speciaal is ontworpen voor maritiem
gebruik.
2.9
HET LADEN VOORBEREIDEN
1
Als de accu uit het voertuig moet worden verwijderd
om te worden opgeladen, koppelt u altijd eerst de
aarde-aansluiting van de accu los. Vergewis u ervan
dat alle accessoires in het voertuig zijn uitgeschakeld
zodat er zich geen vlamboog kan vormen.
2
Zorg dat de ruimte rondom de accu goed geventileerd
wordt tijdens het laden van de accu.
3
Reinig de aansluitklemmen van de accu. Pas op dat
er geen corrosiedeeltjes in contact komen met uw
ogen.
4
Vul elke cel bij met gedestilleerd water totdat het
niveau wordt bereikt dat door de fabrikant van de
accu is opgegeven. Niet bovenmatig vullen. Bij een
accu zonder verwijderbare celdoppen, zoals lood-
zuur-accu's die via kleppen worden geregeld, volgt u
de bijvulinstructies van de fabrikant nauwkeurig op.
5
Bestudeer alle specifieke voorzorgsmaatregelen van
de
accufabrikant
ladingswaarden).
6
Bepaal de spanning van de accu door de handleiding
van de auto te raadplegen en vergewis u ervan dat de
keuzeschakelaar voor de uitgangsspanning op de
juiste spanning is ingesteld. Als de ladingswaarde van
de lader kan worden ingesteld, kiest u in het begin de
laagste waarde. Uitzondering: als de lader niet is
(voor
laden
en
aanbevolen
7