Mechanische remhefboom instellen
De cilinderslag X bij bediening moet 10–12 % van de lengte Y van de remhefboom (2)
bedragen.
De lengte Y van de remhefboom (2) meten.
De schroef (1) met de klok mee draaien tot de remschoenen stevig tegen de remtrommel
aan liggen.
De schroef (1) tegen de klok in draaien tot de cilinderslag X op de remhefboom (2) bij 10–
12 % van de lengte Y bedraagt.
Æ Voorbeeld: de lengte Y van de remhefboom (2) bedraagt Y=150 mm. Dan moet de
cilinderslag X=15-18 mm bedragen.
Erop letten dat de remhefboom (2) aan alle 2 wielen in gelijke mate ingesteld worden.
Controleren of de wielen bij geloste rem vrij draaien.
Æ De wielen moeten ongeremd, zonder aanloopgeluiden, vrij kunnen draaien.
19.1.5
Overbrengingsstangen en remhendel op de tandemas instellen
Door de natuurlijke slijtage van remtrommel en remvoering moeten de remmen regelmatig
worden gecontroleerd en ingesteld.
Opdat een correcte functie gegarandeerd is en een voldoende remvermogen kan worden
bereikt moet de afstand tussen remvoering en remtrommel zo gering mogelijk worden
gehouden. Deze afstand wordt op de overbrengingsstangen en op de remhendels ingesteld.
De bediening van het remsysteem is in de fabriek ingesteld. Een instelling is noodzakelijk
wanneer
•
de remwerking minder wordt (bijv. door slijtage aan de remschoenen) en/of
•
de bedieningsweg van de remcilinder W zich niet in het gebied van W=25±5 mm bevindt.
X
1
1.1
9.1
RP000-433
Comprima V 150 XC
Originele handleiding 150001052_01_nl
Reparatie, onderhoud en instellingen door vakpersoneel
4
5
6
7
10
2
8
3.1
Reminstallatie onderhouden
3.1 3.2
3.2
8
9.2
19
19.1
X
2
1.2
265