De toevoerpositie is optimaal ingesteld wanneer de afstand tussen nettoevoerarm (1) en
aanslag (2) X=3–5 mm bedraagt. Daardoor wordt het bindmateriaal zo goed mogelijk door de
ronde baal aangenomen.
De nettoevoerarm (1) in de opgeslagen toevoerpositie naar de ronde baal toe bewegen.
De trekker uitschakelen en contactsleutel eruit trekken en meenemen.
Controleren of er tussen nettoevoerarm (1) en aanslag (2) een afstand van X=3-5 mm is.
Wanneer de afstand niet X=3–5 mm bedraagt, de toevoerpositie als volgt opnieuw instellen en
opslaan:
De trekker starten.
De nettoevoerarm in richting toevoerpositie bewegen tot de nettoevoerarm (1) zo dicht naar
de aanslag (2) beweegt, dat de afstand X=3-5 mm bedraagt.
De nieuwe positie opslaan.
16.5.2
Eindpositie bij foliebinding controleren en instellen
RP000-028
De eindpositie is optimaal ingesteld wanneer bij geactiveerde foliebinding de nettoevoerarm (1)
in eindpositie tegen de isolatie van de aandrukas (2) aan ligt. Daardoor wordt de folie ingeklemd
en in positie gehouden.
Het menu 10 "Handmatige bediening" in het terminal openen,
De nettoevoerarm (1) in de opgeslagen eindpositie zetten.
De trekker uitschakelen en contactsleutel eruit trekken en meenemen.
Controleren of de conische wals (3) tegen de isolatie van de aandrukas (2) ligt en de folie
tussen isolatie van de aandrukas (2) en de conische wals (3) klemt.
Comprima V 150 XC
Originele handleiding 150001052_01_nl
Positie van de nettoevoerarm controleren en instellen
2
3
1
Instellingen
zie
pagina 148.
16
16.5
177