1 Laat de motor afkoelen .
2 De bougiekap van de bougie verwijderen eventueel vuil rond de bougie
verwijderen .
3 Bougie met de bougiesleutel losschroeven en controleren .
4 Controleer isolator . In geval van schade , zoals scheuren of breuk , de bougie
vervangen .
5 Maak de elektroden van de bougie met een staalborstel schoon .
6 Elektrode afstand controleren en indien nodig bijstellen. Elektrode afstand
moet 0,7 - tot 0,8 mm. zijn
7 Draai de bougie met de hand vast en zet het definitief vast met een
bougiesleutel .
8 Plaats de bougiedop op de bougie .
Een losse bougie kan oververhit raken en de motor beschadigen . Een te vast
gedraaide bougie kan het schroefdraad in de cilinderkop beschadigen .
Richtlijnen :
> Gebruikt Bougie : 1/8 - 1/4 slag
> Nieuwe Bougie : 1/2 omdraaiing
AFVOEREN VAN SMEERMIDDELEN
Ververs de motorolie wanneer de motor nog warm is. Warme olie stroomt snel en
gemakkelijk .
LET OP!
Milieuschade.
Olie en smeermiddelen en verontreinigde delen mogen niet in de
drinkwatervoorziening komen .
Zorg dat smeermiddelen als gevaarlijk afval worden verwerkt, ook al
is het slechts kleine hoeveelheid .
De motorolie moet na de eerste 5 bedrijfsuren worden vervangen . Daarna
slechts om de 100 uur of ieder seizoen .
36