Par.
Omschrijving
P-31
Onthoudfunctie snelheid bij aansturing via het
bedieningspaneel/Modbus
Deze parameter is alleen actief in bedieningspaneel mode (P-12 = 1 of 2) of Modbus mode (P-12 = 3 of 4). Wanneer P-31 op 0 of 2
wordt ingesteld zal de regelaar altijd starten met de minimale snelheid. Wanneer P-31 op 1 of 3 wordt ingesteld zal de regelaar met
de vorige snelheid starten waarmee de regelaar draaide op het moment dat het startcommando werd weggenomen.
Wanneer P-31 op 2,3,6 of 7 wordt ingesteld bepaalt de status van digitale ingang 1 het start/stop commando. De start/stop knoppen
worden hierdoor uitgeschakeld.
0 : Minimale snelheid (P-02), start/stop via het bedieningspaneel
1 : Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via het bedieningspaneel
2 : Minimale snelheid (P-02), start/stop via de klemmen
3 : Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via de klemmen
4 : Huidige snelheid, start/stop via het bedieningspaneel
5 : Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via het bedieningspaneel
6 : Huidige snelheid, start/stop via de klemmen
7 : Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via de klemmen
P-32
Index 1 : Tijdsduur gelijkstroomremmen (DC brake)
Index 2 : Selectie gelijkstroomremmen (DC brake)
Index 1 : bepaalt hoe lang er een gelijkstroom door de motor wordt gestuurd. De hoogte van de stroom wordt bepaald door P-59.
Index 2 : bepaalt wanneer er een gelijkstroom door de motor wordt gestuurd:
0 : Gelijkstroomremmen bij stop. Na een stop commando wordt de frequentie afgebouwd en zal er vanaf de ingestelde
frequentie van P-58 een gelijkstroom door de motor worden gestuurd. De hoogte van de stroom wordt bepaald door P-59.
LET OP Wanneer de regelaar in "Standby Mode" gaat zal de regelaar niet gelijkstroomremmen
1 : Gelijkstroomremmen bij start. Na een start commando wordt er bij 0.0 Hz gedurende de ingestelde tijd (zie index 1)
een gelijkstroom in de motor geïnjecteerd. Na het gelijkstroomremmen zal de motor gaan accelereren naar de gewenste snelheid.
2 : Gelijkstroomremmen bij start & stop. Zie de uitleg van de instelling 0 en 1.
P-33
Vangfunctie
0 : Niet actief
1 : Actief. Deze functie moet worden geactiveerd wanneer de motor vrij uitloopt (P-05 =1). Bij een start commando wordt de
actuele motorsnelheid gemeten en zal de regelaar vervolgens deze snelheid gaan uitsturen. Dit voorkomt overstroom fouten.
2 : Alleen actief bij een fout, spanningswegval of na vrij uitlopen. Bij alle andere situaties is de vangfunctie
uitgeschakeld.
P-34
Activering interne remchopper (niet mogelijk bij
bouwgrootte 1)
0 : Niet actief
1 : Actief met softwarematige beveiliging. Softwarematige beveiliging voor de standaard Invertek 200W weerstanden.
2 : Actief zonder softwarematige beveiliging. Activeert de interne remchopper zonder softwarematige beveiliging. De
thermische beveiliging dient extern opgelost te worden.
3 : Actief met softwarematige beveiliging. Gelijk aan instelling 1, met als verschil dat de interne remchopper alleen actief
is wanneer de gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
4 : Actief zonder softwarematige beveiliging. Gelijk aan instelling 2, met als verschil dat de interne remchopper alleen
actief is wanneer de gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
P-35
Scalering analoge ingang 1/slave snelheid
Scalering analoge ingang 1. Resolutie = 0. 1 %. Voorbeeld : P-16 staat ingesteld op een 0 - 10V signaal en de scalering staat
6
ingesteld op 200%. Bij een 5 V ingangsspanning zal de regelaar de maximale frequentie uitsturen(P-01).
Scalering slave snelheid. Wanneer de regelaar in "Slave mode" staat (P-12 = 9) kan met deze parameter de master snelheid
gescaleerd worden (snelheid slave = P-35 x snelheid master). De grenzen worden bepaald door de minimale en de maximale
snelheid.
26 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
Minimaal
Maximaal Standaard
0
7
0.0
25.0
0
2
0
2
0
4
0.0
2000.0
100.0
www.invertekdrives.com
Eenheid
1
-
0.0
s
0
-
0
-
0
-
%