REMKO-ruimtetemperatuurregeling
Voor aansluiting van de afstandsbediening met de
CPG-Smart-processor(en) als volgt te werk gaan:
1.
MOD-BUS-overdrachtsgeleider van de
klemmen "A+" en "B-" van de stekkerver-
binder M1 van de afstandsbediening telkens
op de klemmen "D+" en "D-" van de ver-
binder CN04 van de GPC-Smart-processor
aansluiten.
2.
Voedingsgeleiding van de klemmen "V+" en
"GND" van de afstandsbediening telkens op
de klemmen "+12V" en "GND" van de stek-
kerverbinder CN04 van de GPC-Smart-pro-
cessor aansluiten. In plaats daarvan kan men
de ruimtetemperatuurregelaar ook afzonder-
lijk met gelijkstroom voeden, met de aan de
start van dit hoofdstuk aangegeven span-
ningswaarden.
Bij aansluiting van de apparaten in een
netwerk moet op de juiste aansluiting van
de polen van de MOD-BUS-verbinding
worden gelet.
Een gedraaide kabel van het type
AWG20/22 met een diameter tussen 0,25
2
en 1,5 mm
gebruiken.
38
Bij aansluiting van meerdere apparaten
op de afstandsbediening mag deze uit-
sluitend door een GPC-processor worden
gevoed. NIET tegelijkertijd spanning van
twee of meerdere processoren nemen.
de afstandsbediening functioneert met
NTC-voelers met 10 KΩ en β-waarde
3435.
3.
Correcte adressen van de apparaten
instellen, door de Switch-schakelaar op de
GPC-Smart-processoren overeenkomstig het
volgende voorbeeld te gebruiken.
De nummers van de adressen krijgt men
door het toevoegen van de waarde van
de Switch-schakelaarposities. De appa-
raten moeten van 1 tot "n" doorgenum-
merd worden, zonder een getal van de
nummervolgorde weg te laten. "n"
= 32
max