4 Afstandsbedieningsopdrachten
De afstandsbediening kan worden gebruikt om het gedrag van de AED
op ieder gewenst moment te veranderen terwijl het apparaat ingeschakeld
is. De afstandsbediening heeft geen invloed op een AED die niet als trainer
is geconfigureerd. De volgende functies kunnen worden uitgevoerd met de
toetsen op de afstandsbediening:
•
OFF: schakelt de AED uit.
•
PADS: simuleert losgekoppelde elektroden.
•
NSR: simuleert een normaal sinusritme (gewoonlijk gebruikt nadat
de elektroden op de oefenpop zijn aangebracht).
•
VFIB: simuleert ventrikelfibrilleren (gewoonlijk gebruikt nadat
de elektroden op de oefenpop zijn aangebracht).
•
MOTION: simuleert een hartritme dat wordt gestoord door
excessieve bewegingsartefacten (gewoonlijk gebruikt nadat
de elektroden op de oefenpop zijn aangebracht).
•
- 9: verandert de AED ogenblikkelijk naar het overeenkomstige
trainingsscenario.
•
VOLUME UP: verhoogt het volume van de AED-stem stapsgewijs
(tot een maximum limiet).
•
VOLUME DOWN: verlaagt het volume van de AED-stem
stapsgewijs (tot een minimum limiet).
•
PAUSE: onderbreekt en hervat de werking van de AED afwisselend.
Wanneer de werking van de AED is onderbroken, reageert het
apparaat alleen op de PAUSE-toets van de afstandsbediening.
DAC-515E-NL-AB