DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN —————————————————————————————————————————
De draadspanning aanpassen
U moet de spanning van de bovendraad en de onderdraad zo instellen dat deze gelijk zijn.
De spanning van de
bovendraad wijzigen
Als de combinatie draad en naald de juiste is voor
het soort stof dat u naait (volgens "Soorten naalden
en toepassingen" op pagina 24), wordt de
draadspanning automatisch correct ingesteld. Als de
vooraf ingestelde draadspanning echter niet het
gewenste resultaat oplevert, of u met een speciale
draad of speciale stof naait, stel dan de
draadspanning in met de draadspanningsknop onder
de bovenklep.
■ Correcte draadspanning
De bovendraad en de onderdraad moeten elkaar
kruisen in het midden van de stof. Alleen de
bovendraad mag zichtbaar zijn aan de voorkant
van de stof en alleen de onderdraad mag
zichtbaar zijn aan de achterkant van de stof.
1
2
3
1 Achterkant van de stof
2 Voorkant van de stof
3 Bovendraad
4 Onderdraad
■ Bovendraad is te strak
Als de onderdraad zichtbaar is aan de voorkant
van de stof, is de bovendraad te strak.
1
2
3
4
1 Achterkant van de stof
2 Voorkant van de stof
3 Bovendraad
4 Onderdraad
5 De onderdraad is zichtbaar aan de voorkant van
de stof.
42
4
5
Draai de draadspanningsknop naar links om de
spanning van de bovendraad losser te maken.
■ Bovendraad is te los
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant
van de stof, is de bovendraad te los.
1
2
3
1 Achterkant van de stof
2 Voorkant van de stof
3 Bovendraad
4 Onderdraad
5 De bovendraad is zichtbaar aan de achterkant
van de stof.
Draai de draadspanningsknop naar rechts om de
bovendraad strakker te maken.
5
4