Afdrukinstellingen
Opslaglabel
(Bij het printerstuurprogramma)
Hier kunt u extra informatie voor het opslaan van gegevens instellen. De onder-
staande informatie wordt samen met de documentgegevens opgeslagen. Derge-
lijke informatie kan worden gebruikt om opgeslagen gegevens te identificeren.
Wanneer u [Afdrukken en opslaan] of [Alleen opslaan] als [Bestemming]
selecteert, kunt u op [Opslaglabel] klikken. Klik op [Opslaglabel] om het
dialoogvenster [Opslaglabel] te openen.
(Bij een USB-flash-via-printerstuurprogramma)
Alleen bij modellen uit de EZ5-serie
Hier kunt u extra informatie instellen die naar de USB-flashdrive moet worden
verzonden. De onderstaande ingestelde items worden met de originele data
opgeslagen. Deze informatie wordt gebruikt om de data die moeten worden
verwerkt, te identificeren. Wanneer u op [Opslaglabel] klikt, wordt het dialoog-
venster [Label afdrukken via USB] geopend.
Bestandsnaam van origineel gebruiken:
Selecteer het selectievakje om automatisch de bestandsnaam van het origineel
te gebruiken zodat deze kan worden geïdentificeerd in de toepassingssoftware
waarmee het document is gemaakt.
Taaknaam:
Voer de taaknaam in wanneer u een andere naam wilt gebruiken dan die wordt
weergegeven in de toepassingssoftware waarmee het document is gemaakt.
Eigenaar:
Voer de naam van de beheerder van de data in die moeten worden opgeslagen
of naar de USB-flashdrive moeten worden verzonden. Standaard wordt de
naam van de gebruiker die zich heeft aangemeld op de computer gebruikt.
61
Werken met het printerstuurprogramma