Voorbeeld: De PID Test stabiele toestand begint als de
proceswaarde [711] binnen de marge ligt en de
wachtvertraging voor de test stabiele toestand is verstreken.
De PID-uitgang zal het toerental laten afnemen met een
stapwaarde die overeenkomt met de marge, zolang de
Proceswaarde [711] binnen de stabiele band blijft. Als Min
Toeren [341] wordt bereikt, is de test stabiele toestand
[711] Proces Waarde
[389]
[310] Proces Ref
[387]
[712] Toerental
Fig. 75 Test stabiele toestand
11.4.10 Pompregeling [390]
De pompregelfunctie wordt gebruikt om een aantal
aandrijvingen aan te sturen (pompen, ventilatoren, enz.),
waarvan er altijd één door de FO wordt aangedreven.
Pomp [391]
Deze functie laat de pompregeling alle relevante
pompregelfuncties instellen.
LET OP: Als er geen I/O-optieprint wordt gebruikt, zullen
niet alle pompregelparameters worden weergegeven.
391 Pomp
A
Stp
Standaard:
Uit
Uit
0
Pompregeling is uitgeschakeld.
Pompregeling is actief:
- Pompregelparameters [392] tot en met
[39G] worden weergegeven en geactiveerd
Aan
1
volgens de standaardinstellingen.
- Uitleesfuncties [39H] tot en met [39M]
worden toegevoegd aan het setup menu.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
92
Functiebeschrijving
[389]
[388]
Start stabiele
toestand test
Normale PID
StabVert
[341] Min Toeren
Uit
43161
169/65
UInt
UInt
geslaagd en wordt de opdracht stop/slaapstand gegeven als
de PID-slaapfunctie [386] en [387] is geactiveerd. Als de
Proceswaarde [711] buiten de ingestelde stabiele band komt,
is de test mislukt en wordt de normale PID-bediening
hervat, zie Fig. 75.
Stop stabiele
toestand test
[386] PID<Min RPM
Aantal aandrijvingen [392]
Stelt het totale aantal gebruikte aandrijvingen in, inclusief de
Master-FO. De instelling hier is afhankelijk van de
parameter Aandr. Keuze [393]. Het is belangrijk om na het
kiezen van het aantal aandrijvingen de relais voor de
pompregeling in te stellen. Als de digitale ingangen ook voor
statusfeedback worden gebruikt, moeten deze worden
ingesteld voor pompregeling.
Standaard:
1-3
1-6
1-7
LET OP: Gebruikte relais moeten worden gedefinieerd
als Slave-pomp of Master-pomp. Gebruikte digitale
ingangen moeten worden gedefinieerd als
pompfeedback.
Tijd
time
Normale PID
Stop/Slaap
392 Aantal Aandr
A
Stp
1
Aantal aandrijvingen als I/O-print niet wordt
gebruikt.
Aantal aandrijvingen als 'Wisselende
MASTER' wordt gebruikt. Zie
Aandrijvingskeuze [363]. (I/O-print wordt
gebruikt).
Aantal aandrijvingen als 'Vaste MASTER'
wordt gebruikt. Zie Aandrijvingskeuze [363].
(I/O-print wordt gebruikt).
Emotron AB 01-3695-03r2
1