11.5.2 Procesbeveiliging [420]
Submenu met instellingen voor de beveiligingsfuncties voor
de FO en de motor.
Netonderbreking [421]
Als er dip in de netvoeding optreedt en de
netonderbrekingsfunctie is ingeschakeld, zal de FO
automatisch het motortoerental verlagen om de regeling van
de toepassing in de hand te houden en een trip door
onderspannning te voorkomen tot de ingangsspanning weer
toeneemt. Daarom wordt de rotatie-energie in de motor/last
gebruikt om het spanningsniveau van de tussenkring zo lang
mogelijk of tot de motor tot stilstand komt op het
overbruggingsniveau te houden. Dit is afhankelijk van de
traagheid van de combinatie motor/last en de belasting van
de motor op het moment dat de dip optreedt. Zie Fig. 84.
421 Netonderbr
A
Stp
Standaard:
Aan
Bij spanningsdip zal de
Uit
0
netonderbrekingstrip het systeem
beveiligen.
Bij een dip in het net decelereert de FO
Aan
1
totdat de spanning toeneemt.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.: 43361
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
106
Functiebeschrijving
Aan
170/10
UInt
UInt
Spanning tussenkring
Overbrug
gings-
niveau
Toerental
(06-F60new)
Fig. 84 Netonderbreking
LET OP: Gedurende de netonderbreking knippert de LED
trip/limiet.
Rotor blokk [422]
Als de functie rotor blokkeren is ingeschakeld, zal de FO de
motor en de toepassing beschermen bij vastlopen tijdens het
opvoeren van het motortoerental vanuit stilstand. Deze
beveiliging zal de motor laten uitlopen tot stilstand en een
fout aangeven als de koppellimiet bij zeer laag toerental
gedurende meer dan 5 seconden actief is geweest.
422 Rotor blokk
A
Stp
Standaard:
Uit
Uit
0
Geen detectie
De FO zal trippen als er een geblokkeerde
Aan
1
rotor wordt gedetecteerd. Tripmelding
"Rotor vast".
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.: 43362
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
t
t
Uit
170/11
UInt
UInt
Emotron AB 01-3695-03r2