Motor ID-Run [229]
De functie wordt gebruikt als de FO voor het eerst in bedrijf
wordt gesteld. Om een optimale regeling te realiseren, moet
een fijninstelling van de motorparameters met een Motor
ID-Run worden uitgevoerd. Tijdens de ID-Run knippert
"Test Run" op de display.
Om de Motor ID-run te activeren, kiest u voor "Kort" of
"Uitgebr." en drukt u op RunL of RunR op het
bedienpaneel. Als menu [219] Rotation is ingesteld op L,
wordt de RunR-toets inactief en vice versa. De Motor ID-
Run kan worden afgebroken met een Stop-commando via
het bedienpaneel of de Enable-ingang. De parameter
schakelt automatisch terug naar UIT als de test is afgerond.
De melding "Test Run OK!" wordt weergegeven. Voordat er
weer normaal met de FO gewerkt kan worden, drukt u op
de STOP/RESET-toets op het bedienpaneel.
Tijdens de korte identificatieloop draait de motoras niet. De
FO meet de weerstand van rotor en stator.
Tijdens de uitgebreide Motor ID-Run zal de motor gaan
draaien. De FO meet de weerstanden van rotor en stator
plus de inductie en de traagheid van de motor.
229 Motor ID-Run
A
Stp M1:
Standaard:
Uit, zie opmerking
Uit
0
Niet actief
Parameters worden gemeten met
Kort
1
toegevoerde DC-stroom. Er zal geen
asrotatie plaatsvinden.
Extra metingen die niet kunnen worden
verricht met gelijkstroom vinden direct na
Uitgebreid
2
een korte Motor ID-Run plaats. De as zal
roteren en moet worden losgekoppeld
van de last.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
Waarschuwing: Tijdens de uitgebreide Motor
ID-Run zal de motor roteren. Neem
veiligheidsmaatregelen om onvoorziene
gevaarlijke situaties te vermijden.
LET OP: Om de FO te laten functioneren, hoeft de Motor
ID-Run niet verplicht te worden uitgevoerd, maar de
prestaties zullen in dat geval niet optimaal zijn.
60
Functiebeschrijving
LET OP: Als de Motor ID-Run wordt afgebroken of niet
wordt afgerond, wordt de melding "Onderbroken!"
weergegeven. De vorige gegevens hoeven in dit geval
niet te worden gewijzigd. Controleer of de
motorgegevens juist zijn.
Encoder-feedback [22B]
Alleen zichtbaar als de Encoder-optieprint is geïnstalleerd.
Deze parameter activeert of deactiveert de encoder-feedback
van de motor naar de FO.
Standaard:
Aan
Uit
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
Uit
Veldbusformaat
Modbus-formaat
Encoderpulsen [22C]
Alleen zichtbaar als de Encoder-optieprint is geïnstalleerd.
Deze parameter stelt het aantal pulsen in per rotatie voor uw
encoder, d.w.z. dat deze encoder-specifiek is. Raadpleeg voor
meer informatie de handleiding van de encoder.
Standaard:
Instelbereik:
43049
168/208
Communicatie-informatie
UInt
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
UInt
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
22B Encoder
A
Stp M1:
Uit
0
Encoder-feedback ingeschakeld
1
Encoder-feedback uitgeschakeld
22C Enc Pulsen
A
Stp M1:
1024
5–16384
Emotron AB 01-3695-03r2
Uit
43051
168/210
UInt
UInt
1024
43052
168/211
Lang
1=1 puls
EInt